Vergeelde brief "Bibi Koet is voor altijd" Onderstaande brief kwam uit een doos vol halfvergane en vergeelde paperassen en foto's. In het keurige handschrift van die tijd schreef een zekere "Laura" aan een zekere "Marie". Geen afzender, geen achter naam, er valt alleen dus maar te raden dat de echtgenoot van Laura als BB-ambtenaar in Sam- pit was geplaatst. Nu bijna een eeuw geleden! Wat voor betrek king kon je anders in zo'n gebied als dat van Sampit kunnen heb ben? Ik wachtte op een gelegenheid die curieuze brief eens op te nemen. Nu ik u ook wat over Sampit ga vertellen, lijkt me dit het goede tijdstip. LD Sampit, 10 Juni 1893 Lieve Marie, "Vreemd zult gij opkijken, een brief van mij te ontvangen, maar ik heb zoo'n behoefte om eens met je wat te babbelen, al is het maar op papier. Het is nu 7 maanden geleden, dat wij in Indië gearriveerd zijn; den I8en No vember kwamen wij te Batavia, een 7 dagen hebben wij in het hotel der Nederlanden gelogeerd. Batavia is mij niets meegevallen, alles viel mij tegen, de huizen, winkels en straatverlichting vind ik min, ik heb mij alles heel anders voorgesteld, zoo iets van een klein Den Haag; na achten 's avonds kan men nergens meer heen, en om in het donker te gaan toeren, vind ik niets aardig, je ziet niets; wij gingen het meest naar Eigen Hulp om menschen te zien, en misschien kennissen te ontmoeten; gelukkig werd manlief spoedig geplaatst, want ik kreeg be paald heimwee naar Holland. Zoals gij hier boven leest, zijn wij te Sampit geplaatst, een echte negorij; wij zijn hier de eenige Hollanders en hebben dus niets geen conversatie. Twee klerken onder Meilink, maar het zijn Indische heeren en hunne vrouwen spreken niets dan Maleisch. Wij heb ben het niet slechter kunnen treffen, vooral als men zoo pas uit Den Haag komt en wij juist in den laatsten tijd veel gereisd hebben; gelukkig zijn wij nu eindelijk eerst aan de stilte gewend geraakt, maar in het begin, dacht ik niet, dat ik het hier uit kon houden, Indië is ons niets mee gevallen, en wij beiden rekenen nu al uit, wanneer wij terug kunnen, het klimaat en al dat ongedierte vind ik afschuwelijk; wij hebben hier veel last van muskieten; is het ook zoo in Deli Nu weer terug te komen op Sampit; ons huis is groot, ruimte vol op en het leven is hier niet duur, alleen is het hier moeilijk om bedienden te krijgen. Paarden en rijtuigen houden wij er niet op na, het vervoer geschiedt te water. Wij zijn 22 uur stoomens van Bandjer af en in de Oostmoesson, zooals nu, doet een zeilschip over de reis daar heen 40 dagen, omdat het eerst naar Madura oversteken moet om Bandjer te kunnen halen, je begrijpt dus dat de postgelegenheid erg ongeregeld is; wel vertrekt elke maand eene post- prauw maar soms liggen tussen twee ontvangsten van brieven en couranten meer dan zes weken. Hier kan ik niets krijgen, alles moet uit Bandjer komen; versche groenten zien wij nooit, fruit zeer weinig en dan niets dan pisang en zuurzak. Vleesch wordt niet ver kocht, het is steeds kippen en visch niet zoo heel veel; als je eens nagaat, wij hebben hier geen passer, enkele warongs maar, want mijn bedienden die ik uit Soerabaia had, zijn weg gegaan omdat zij het hier te stil vinden. Je moet mij toch eens schrijven of het leven te Deli net zoo als hier is. Ik heb hier in niets liefhebberij, mijn gordijnen heb ik niet opgehangen omdat ons huis een atap dak heeft en wij veel last van muizen en ander ongedierte heb ben. Ik wacht maar met ze op te hangen tot wij overgeplaatst worden, dat niet heel lang meer zal duren, misschien wel binnen het jaar, want als er eene betere plaats open komt, dan is het voor ons bestemd. Rozen, varens en andere planten groei en hier niet, nergens zijn bloempotten te kijgen, en de aarde is hierkleiachtig, ik heb nog wat rozen uit Soerabaia mede gebracht, maar zij worden er niet beter op, omdat zij in den grond staan, letje kan ik vooreerst niet te logeren vragen, daar wij hier afgelegen wonen. De Raaf, een gouvernements stoomer komt zoo ongeregeld in Sam pit en als hij komt geeft het veel drukte, omdat het schip voor ons huis ten anker ligt, wij wonen op 50 Meter afstand van de rivier, onze badkamer drijft op een batang. Ik heb ongelukkig genoeg mijn juwelen oorknop verloren, van terug krijgen geen kwestie, er zijn verschillende duikers geweest maar zij haalden niets dan modder op. Maar nu genoeg over ons; hoe gaat het met je en je familie en hoeveel kinderen hebt gij nu? Van huis krijg ik goede berichten, zij missen ons zeer, wat te begrijpen is, daar Ma zoo alleen met Lien is. Lien is druk bezig met de zang, zij heeft een goede stem mezzosopraanen krijgt les van de eerste meesters, zij heeft er veel ambitie in, en studeert veel. Ik heb in de courant gelezen datje zuster naar Holland vertrokken is, zeker om de kinderen te brengen, en wanneer gaan jelui je in een villa te Arnhem of ergens anders vestigen? Nu lieve Marie hoop ik dat gij mij eens spoedig met een langen brief zult verrassen, manlief laat jelui groeten, ook ik, ontvang vele kusjes van" Je liefhebbende LAURA dacht ik, waarom verlaat u me nu al. Ik liep de kade af, de weg op. En schrok me lam. Ik zag dat er water stond, water zover het oog reikte. Vloed dus. Ik schopte mijn schoenen uit en stapte tot mijn enkels in de modder. Suy- derhoud had me gewaarschuwd. Huizen op palen, vreemde sombere huizen omdat er zo weinig groen om heen was. In Sampit groeit niets had Hein toch gezegdHet pad eindigde in een verwilderde oliepalmplantage. De wijde, uitgegroeide palmkronen lie ten nauwelijks daglicht toe. Moest ik hier doorheen? "At" had me de korste weg gewezen. In de verte zag ik een rondje licht, daar eindigde de weg dus. Toen ontdekte ik een van de mooiste dingen die ik ooit in mijn leven gezien had. De grond rond de oliepalmen was bedekt met een tapijt van kaladies. Vuurrode, rose, wit-rode, wit-rose kala dies, honderdduizenden, afgewisseld door varens in alle schakeringen groen. Zo ongelooflijk, weergaloos mooi! Het eerste prettige ogenblik sinds ik Djakarta had verlaten. Het pad na het oliepalmbos was door Bruynzeel opgehoogd met zand en stenen en dus droog. Nu maar zien waar ik mijn moddervoeten kon wassen en mijn schoenen weer aan kon. De met varens begroeide slootkant leek me stevig genoeg om op te staan. Dat was niet zo. Ik gleed tot aan mijn heupen in een gitzwarte, dikke vloeistof, het water van Sampit. Ineens wist ik dat er nog veel vreemde, onverwachte dingen met me zouden gebeuren hier in dit plaatsje. Vijf minuten later meldde ik me bij het kantoortje van de mess. "Welkom!" zei Els Bevelander, messhoudster, harte lijk. "Ik zie dat u uitgegleden bent. Kijk, uw koffers worden net binnengebracht, u kunt zich meteen verschonen." Uitglijden en je verschonen scheen de gewoonste zaak te zijn in Sampit. Ja, ik hield al een beetje van Sampit. (wordt vervolgd) Het tweede boek van Lin Scholte na "Anak Kompenie" waarin ze meer vertelt over haar jeugd, haar relatie met de onvergetelijke Bibi Koetis, de tante die er altijd was met haar wijsheid en warme menselijkheid. Prijs f 19,50, porto f 2,50. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 13