Dwars door het Deden
even terug
naar het Verleden
(VI) door LUCAS LINDEBOOM
Eenmaal weer terug in Medan, namen we met onuitgesproken weemoed, afscheid
van Oom Ambon en diens Istri Noortje, die inmiddels ook Medan-waarts was
gekomen om haar man op te halen en om met ons kennis te maken. Bij afscheid
nemen voor lange tijd, is er altijd een soort weemoed die de Fransen zo treffend
weten uit te drukken met: "Partirc'est mourir un peuIn dit geval zeer zeker, want
zouden wij elkaar ooit nog eens zien? Zo'n reis maakt men niet vlug voor een
tweede keer. Terdege realiseerde ik me, dat Oom Ambon in Noord Sumatra achter
laten, in wezen afscheid nemen was van een typisch stukje overblijfsel van ons
koloniaal verleden.
Men zette de feiten maar even op een
rijtje: Ambon en het KNIL, Ambonezen
in het KNIL en op de KPM-ers (beiden
heeft Oom Ambon gedaan), de Christe
lijke levensstijl en dan een donkerbruin
echtpaar zonder een druppel Hollands
bloed, dat in een kleine desa woont in
Noord Sumatra en als taal de Neder
landse taal bezigt.
Want Oom Ambon kon er wat van. Nog
nooit heb ik hem een typisch Neder
landse uitdrukking verkeerd horen zeg
gen of verkeerd horen gebruiken. Nog
even, en we komen dit soort koloniale
overblijfselen niet meer tegen in
Indonesië.
Zoals gezegd, Oom Ambon en Noortje
wonen in een kleine desa, ze leven van
te klein pensioen, verbouwen op een
kleine "kebon" wat groenten en fruit en
hebben een toompje "ajam ajam" (kip
pen) lopen. Deels voor de eitjes en
soms voor de slacht. Helaas werden er
bij hen nog wel eens eieren gestolen en
soms zelfs een kip. Zij "sparen" voor
een sommetje geld, zodat zij hun tuin
met goede afrastering kunnen om
heinen. Maar dergelijk bouwmateriaal
is peperduur in Indonesië, vooral als je
van een te klein mini-inkomen moet
zien rond te komen.
Die laatste dag dan in Medan, genoten
wij met z'n allen van een afscheidsmaal-
tje bij "Tip Top" op de oude Kesawan;
Oom Ambon en Noortje gingen weer
terug naar Kampong Bandar Selamet
en wij gingen ook verder, nl. naar
Brastagi en vandaar via Prapat naar
Padang.
Vervolgen wij thans onze reis over
Sumatraanse dreven. Er rijden bussen
zat, van Medan naar Brastagi en het
leek wel alsof er van het vertrekpunt
elke vijftien minuten een aankwam en
wegreed. Weliswaar kleiner, een soort
tussenmaat bus. Nu heeft men in Indo
nesië een feilloos gevoel voor het creëren
van extra zitplaatsen in een bus maar
daarover later
Ook in deze bus waren extra banken
aangebracht, alhoewel de naam bank in
deze context een eufemistisch begrip
was. Tussen de zitplaatsen nabij de
voordeur en de normale bank voor pas
sagiers naast de "tjepir" had men nog
een mini-bank gefrommeld en op deze
plaats was nog ruimte voor ons.
Het was er ook een beetje warm, want
de zitplaats was boven de dieselmotor
en bekende geuren kwamen onder het
rijden naar binnen, zodat ik iets ver
moedde. Mijn linkerknie zat geperst
tegen de linkerwand van het vehikel en
ook daar kreeg ik knap last van de
warmte, zeg maar gerust dat mijn
broekspijp daar begon te schroeien. En
je knie terugtrekken, tida bisa, want
daar was geen ruimte voor in verband
met "het als haringen in een ton" effect.
Toen we ergens stopten, vroeg ik de
knèk, want inmiddels had ik het gat in
de bekleding ontdekt dat om de een of
andere bizarre reden in verbinding
stond met de machine-kamer van het
voertuig; "Knèk, minta toetoep ini
lobang, sebab ada banjak angin panas
kloear disini", en daarbij wees ik op het
gat. En omdat de Knèk niet direkt stond
te popelen om aan mijn verzoek gevolg
te geven, voegde ik er aan toe: "Kalo
tida toetoep, nanti datang di Brastagi
sama saté belanda".
Hetgeen in het busje een homerisch
gelach tot gevolg had, want men heeft
veel gevoel voor humor in de Gordel van
Smaragd. Maar het gat werd niet dicht
gestopt, want men improviseert graag
in Indonesië, maar alleen in uiterste
noodzaak! Zodat Pohon-Linde toen de
bus is uitgeklauterd, van de straat wat
rommel opraapte en dat in het gat
propte. Of het later nog eens heeft vlam
gevat, is niet bekend
Linkerfoto:
Het goed onderhouden hotel van de Deli Spoorweg Maatschappij, dat de oorlog overleefde.
Rechterfoto:
De zoon van Pohon Linde op het terrein van de Plantersschool van de familie Marsman. Het gebouw met het blikken dak, een
bijgebouw uit de vroegere tijd, was het enige gebouw van het destijds zo grote complex dat er nog stond. Op het gras de
gehuurde sado.
14