Mijn krissen kwamen terug stille krachten Wij zijn in 1 934 met groot verlof gegaan, dus "makan pensioen". Niet helemaal waar, want pa ging nog uit werken. Crisis-tijd, u weet wel. Wij hadden het niet arm, misschien wel het tegendeel zelfs. Hoe dan ook, ik werd erg kort met zakgeld gehouden. Hooguit een dubbeltje in de maand, want als ik te zijner tijd in het bezit zou komen van het familiekapitaal... Nu ja, u begrijpt wel. In Den Haag woonden wij aan de Israëllaan, een zijstraat van de Weissenbruchstraat. Daar had je een heel kleine winkel, eigenlijk alleen een raam en een deel van de voorkamer. Daar waren sabels, duelleerpistolen, rariteiten etc. te koop. Als kind stond ik er altijd uren te kwijlen van al dat moois. De naam was Habibe Mahalel. Eigenaar was een Turk. Hele aardige man. Op een dag in 1935 lag er een kris in de etalage. Hij kostte twee rijksdaalders. In die tijd wel een bedrag en voor mij, met mijn dubbeltje inkomen, helemaal onbereikbaar. Gefascineerd ging ik iedere dag er naar toe; en maar kijken. Naar binnen vragen of ik hem in handen mocht hebben. Dat mocht. Ik was er weg van. Op een dag kris weg. Ik huilen en vragen waar hij was gebleven. "Nu jongeheer die oude dame heeft hem maar teruggehaald want er kwam niemand om." Wie was die vrouw en waar woonde ze. "Weet niet!" Op een dag vele weken later stond ik weer voor de etalage te kijken en toen werd er een mooie dolk in een zilveren schede in de etalage geschoven. Hij was mooi, maar niet zoals de kris. Op eens werd er op het raam getikt en ik werd gewenkt om naar binnen te komen. Binnen stond een hele oude dame. Zij woonde aan de Neuhuyskade in het Joods tehuis voor ouden-van-dagen. Haar naam was Goossen. Ze had over mijn belangstelling voor de kris gehoord. Ik moest maar eens een glaasje limonade komen drinken. Dat deed ik. Op tafel lag de kris. Ik was verbijsterd. Zij volgde mij met haar ogen. Ik werd er door aangetrokken als een magneet. "Zou je hem willen hebben". "Ja, natuurlijk, maar ik heb niet zoveel geld". "Nu, dan ga jij voor mij iedere zaterdag boodschappen doen en je zakgeld breng je bij mij". "Dat is maar één dubbeltje in de maand". Dus tot zaterdag. Onnodig te zeggen dat ik na één maand van vijf weken mijn zakgeld nog had en de kris ook. Thuis gekomen was pa woest! Hoe ik er aan kwam. Ik vertelde door werken en sparen. "Bij wie!" Pa erheen en kwam gekalmeerd terug. Kris werd opgepoetst. Er mocht niet mee gespeeld worden. Aan de muur en daar bleef hij hangen. Af en toe ingevet. Pa was er gekker mee dan ik. Per sé: mocht er niet mee spelen! Dad deed ik ook niet. Wel met een kris die wij op de padvinderij hadden in het clubhuis. Ik was daar de jongste bij de verkenners in de Reigerpatrouille van de St. Joris- groep V. Ons clubhuis was het oude jachthuis van Prins Hendrik en stond op het Hubertus-duin, vlakbij het latere KLM gebouw. In de patrouille zat ook Freddie Piepen- brink. Die was ook uit Indië afkomstig. We hadden een paar kris-messen. Alleen het mes dus en verder niets. Wij gooiden daarmee op een doel op de houten wand van ons "hol". Je nam natuurlijk altijd dezelfde kling. Onverschillig als wij waren kerfde ik een groie V in de kling, precies twee-en-een-halve centi meter onder de salamander. In 1940 kwam de oorlog en de kris met de V erop verloor ik uit het oog. In 1943 werd ik opgepakt om in Duitsland te werken. Toen ik later, veel later, thuis kwam in Den Haag bleek het hele Be- noordenhout-kwartier een vesting ge worden te zijn en mijn ouders weg. Verhuisd, geëvacueerd met achterlating van het grootste deel van de inboedel Krissen weg en nog veel meer. Tot zover habis perkara. Wij maken nu een sprong naar onze tijd. Een jaar of zo terug. Op een avond kwam de kris zo maar opeens ter sprake. Waar zou dat ding gebleven zijn? U weet wel hoe dat gaat. Alsmaar over gesproken, weken lang. De Moesson kwam binnen en daar stonden twee advertenties in over men sen die hun Moessons ter overname aanboden. Ik opgebeld en kreeg van de heer Van B. in Rotterdam een fantastisch aanbod. Alleen verzendkosten betalen, de rest is een kado voor een liefhebber. Zo kreeg ik een aantal jaargangen te pakken en een vriend erbij. Ik vroeg hem over de kris. "Niet doen, wegblijven, niet er over praten. Heus, geloof mij, ik ken deze dingen. Blijf er van weg". Natuurlijk (excuses meneer Van B.) was dit een aansporing om verder te gaan. Enige tijd later weer een aanbieding van Moessons enTong-Tong'ster overname. Alles wel tezamen. Opgebeld erover. Veel jaargangen had ik al. Dus dat werd niets. Ik wilde al ophangen toen ik hoorde; "blijf even aan de lijn". Na een tijdje gewacht te hebben, riep ik "Hallo hallo! Is daar nog iemand aan de telefoon?" Weer duurde het even en toen kwam het: "Bezit u een kris of heeft u er een gehad". "Nee nooit gehad". "Raar! Toch moet u een kris hebben". "Nee nooit gehad!" Was alles vergeten. "Toch is er een kris op zoek naar u en u krijgt hem dat staat vast". "Oh?! Nu goeienavond en bedankt". De telefoon op de haak. Mijn vrouw en ik spraken erover; en toen schoten mij de krissen van zo n vijftig jaar terug te binnen, waarover wij spraken. Ik heb toen een advertentie gezet in de Moesson vooraankoop van een kris. Bij de advertentie-afdeling van Moesson zeiden ze: "Toevallig werden er net twee aange boden. Komt in dezelfde Moesson als van u". Ik vroeg naar het adres om met een vaart alles af te doen en een koop te sluiten. "Kan niet, alleen brieven onder nummer". Moesson kwam uit met mijn advertentie en die van twee aangeboden krissen. Heb daarop geschreven. In die tussentijd kreeg ik vele telefoontjes van krissen te koop aangeboden. Alles was Pusaka en minstens drie- vierhonderd jaar oud. Prijzen waren nieuw tussen de zeven en twaalfhonderd gulden. Toen kreeg ik een telefoontje van iemand uit Amster dam (dat was van die brieven onder nummer). Men had daar twee Pusaka- krissen te koop, met ivoren grepen en allebei in een mooie kist met goeling en hoofdkussen om te rusten. Kisten kost ten al vijftienhonderd gulden alleen. In totaal één kris van f 2500,- en de andere zo maar, ja slechts f 3500,-. Ik voelde nergens iets voor. Niet om het geld. Ik wilde niet Weet niet waarom. Weken later weer een telefoontje van de heer Hans de Boer uit Leiden. Had een winkel. Hij had een paar krissen die wel te koop waren voor een redelijke prijs. Hij zou aankomen, en dat helemaal naar het Noorden des lands. Op een zondag kwam hij. Voordat hij uitpakte of iets kon laten zien vertelde ik hem over de kris die ik op de padvinderij had en mijn eigen kris. Hoe ze eruit zagen, grootte, V teken etc. Mijn kris beschreef ik helemaal. De lengte van de kris in de schede tekende ik op tafel af en ook die zonder schede. Het schip beschreef ik en de grootte ervan, hoe de (lees verder volgende pagina) 6

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 6