stille krachten ZOVEEL SOESA OM EEN SOESOEK Mijn schoolkameraad Piet R. stond op een middag plotseling voor mijn deur met zijn Harley Davidson. Ik begreep, dat er met hem weer eens het een en ander aan de hand was, en dat hij een open oor verlangde voor hetgeen hem hoofdbrekens bezorgde. Soms bedacht hij ook wel eens een aardige tocht en wist, dat ik, indien mogelijk graag van de partij was. Deze keer bleek het een liefdesprobleem te zijn. Over het algemeen viel hij bij de meisjes in de smaak. Hij zag er aantrekkelijk uit en had een vriendelijk karakter. Maar nu had hij moeite om de weg te vinden naar het hart van een mooie jonge vrouw, die getrouwd was met een knappe politieman. Deze vrouw was dus niet gemakkelijk voor hem te winnen. Ze toonde hoegenaamd geen belangstelling in hem en was daardoor voor hem des te meer begerenswaard. Hij had van alles geprobeerd om haar aandacht te trekken, helaas zonder resultaat en nu hadden vrienden hem aangeraden om zich een "soesoek" te laten aanleggen door een kiai Deze soesoek zou ongetwijfeld succes hebben en daarvoor moest hij naar de leider van de missigit in Antjol op de weg naar Tandjoeng Priok. Wat een "soesoek" precies was wist hij niet en ik had er zelfs nooit van gehoord. Wij besloten maar dadelijk op weg te gaan, want je kon de "kiai" spreken, nadat hij de "bedoek" van zes uur geslagen had. Ik was destijds dol op motorfiets rijden en ging vol vreugde en spanning mee op een nieuw avontuur. De missigit lag in een vrij dicht klapper- bos, waar een breed voetpad doorheen liep. Het was zes uur geweest en de kiai zat in een krossi males in zijn voorgalerij. Hij was bejaard en zag er vriendelijk uit. Piet kwam meteen met zijn wens over de brug. De kiai begreep de situatie niet goed en zei: "Njo, als je met een nonna loetjoe (aardig meisje) bij mij komt, waarvoor heb je dan nog een "soesoek" nodig? Die geef ik je alleen als je gek bent op een vrouw, die je niet veroveren kan". Piet legde hem uit, dat ik maar een oude schoolkameraad was en door hem als een "soedara" beschouwd werd en dat hij volkomen instemde met de soesoek. Toen stemde ook de man ermee in en moest Piet op donderdagavond tegen "menggerip" (schemering) bij hem terug komen, met twee fijne gouden naaldjes en een kleine briljant. Verder moest hij bij zich hebben zeven soorten bloemen, onder andere tjempaka, kenanga, kern- bang tjoelam, kembang tandjoeng en natuurlijk ook kembang mawar (roos). Deze bloemen kon je elke namiddag bij een bloemenman kopen, die met zijn pikolan langs de deur kwam. Op donder dagochtend stapte Piet bij de juwelier Cordesius binnen op Postweg Noord en kocht daar de naaldjes en de briljant. Ik heb mij later vaak afgevraagd hoe een juwelier zo maar die fijne gouden naald jes bij de hand had. Het kostte bij elkaar vijftien gulden wat toen nog een aardige som geld was voor een jonge ambte naar. De zeven soorten bloemen waren door de bloemenman nog besprenkeld met een of ander welriekend parfum en wij stapten die donderdagavond weer bij de kiai binnen. Het ritueel werd voltrok ken in een kleine zijkamer, die eerst flink bewierookt was. Piet kreeg een wit laken over zijn hoofd en de kiai ging in gebed. Een fotootje van de betrokken jonge vrouw werd flink bewierookt en ook daarbij werden gebeden gepreveld. Het water met de zeven soorten bloe men werd daarna over zijn hoofd ge sprenkeld en Piet en ik moesten de ogen sluiten voor de grootste ceremo nie, namelijk dat de gouden naalden door de polsslagaderen gestoken wer den en de briljant door het voorhoofd tussen de ogen. Toen wij onze ogen weer openden had Piet rode plekken aan de polsen en op zijn voorhoofd, maar hij had helemaal geen pijn gevoeld. Naalden en briljant gingen nu door zijn bloed circuleren, waardoor de drager macht kreeg en aantrekkelijk werd. Dit alles volgens de kiai. Toen wij naar huis reden keek ik vol aandacht naar Piet, doch merkte geen verschil aan hem. Misschien was dat alleen voor die andere vrouw zichtbaar. Ik hoorde enige tijd niets van Piet. Op mijn kantoor, waar ik in een grote kamer zat met mijn afdelingschef, een echte totok die naar mijn vermoeden wel niets zou afweten van deze oosterse occulte wetenschappen, liet ik toch eens ter loops het woord "soesoek" vallen. Tot mijn stomme verbazing ging hij daar dadelijk op in en vertelde mij, dat hij er vaak over had horen spreken en dat het gevaar bracht aan degene, die zich zoiets had laten inzetten. Als die personen stierven hadden zij een zware doods strijd en werden paars in het gezicht. Ik kreeg de schrik van mijn leven van dit verhaal en besloot Piet maar eens te waarschuwen. Na enige tijd stond hij weer voor mijn deur met een bezorgd gezicht. Hij was namelijk door de politie man met een revolver bedreigd. Die had ontdekt, dat zijn vrouw meer dan nor maal op Piet gesteld was en voortdurend zijn nabijheid zocht. Ook Piet zei mij, dat het nu toch wel terlaloe was, zoals ze achter hem aan zat. Hij wist er geen raad meer mee, en vooral nu haar man hem ernstig bedreigd had, wilde hij zo spoe dig mogelijk van de soesoek af. Mijn verhaal over de zware doodsstrijd deed de deur dicht en hij vroeg mij diezelfde middag nog met hem mee te gaan naar de kiai om alles weer ongedaan te maken. Wij stevenden weer op de man af, bij wie we deze keer niet welkom waren toen hij het verzoek van Piet hoorde. Hij zei dat het helemaal niet zo eenvoudig was om die voorwerpen weer uit het lichaam te halen, want wie weet waar ze nu zaten. Misschien wel in zijn hart. Maar Piet drong zó aan, dat hij het proberen zou en wij moesten weer op een donderdagavond komen. De zeven soorten bloemen waren weer nodig, en dan ook nog een kleine bij drage voor de missigit. Piet beloofde alles en weer vond hetzelfde ritueel plaats. Toen wij onze ogen weer moch ten openen, gaf de man aan Piet een papieren zakje, waarin volgens hem naalden en de briljant lagen, die wij dadelijk in de eerste de beste kali moes ten werpen, want anders brachten ze maar onheil. Piet gaf hem een paar guldens voor de moeite en wij reden opgewekt naar huis. Onderweg zei Piet, dat het toch wel jammerzou zijn om het goud en de briljant zomaar weg te smijten en we besloten ze bij mij thuis nog even te bekijken. Toen wij met veel moeite het pakje open gekregen had den, lagen er twee grammofoonnaalden in en een stukje glas uit een of ander versiersel. We begrepen dat Piet dus volkomen bedrogen was. Toch vroeg Piet zich af hoe hij zoveel succes bij die vrouw gehad had. Dat viel toch niet te ontkennen. Misschien had de weten schap dat hij die toverdingen in zijn lichaam had hem meer zelfbewustzijn en durf gegeven, zodat tenslotte de begeerde vrouw grote, zelfs te grote belangstelling voor hem aan de dag gelegd had. Piet bleef daarna ver uit haar buurt en nog verder van haar echtgenoot. Zo had bedrog toch het doel getroffen. T.L. 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 15