Geschiedenis van TOKO ME RAH" (lil) Herenlogement Over de verzorging der gasten vernemen wij uit de officiële stukken weinig en dan nog ongunstig, wat begrijpelijk is. Als het goed gaat, zijn er gemeenlijk geen klachten. Zo laat de Hoge Regering in 1 796 de sabander en licentmeester aanbevelen "om met alle ernst te waken, dat in het gemelde logement de rein- en zindelijk heid wat beter dan tegenwoordig wor de betragt en in het algemeen aan vreemdelingeneen goede oppassing bezorgd en geen billijke reden van klag- ten gegeven worden". Het Bestuur stond dus borg voor een keurige behandeling. In 1801 gaf het zelfs aan alle logemen ten te Batavia - het Herenlogement had toen het monopolie niet meer - een uitvoerige aanwijzing, hoe men de gas ten behandeld wenste te zien: geen zure of bedorven dranken, de huizen zindelijk en schoon; alles aanwenden, wat ter bevordering der gezondheid kan dienen; ook zindelijk opdissen der spij zen; de mensen op een heuse en beleef de wijze behandelen en "zich wijders submitteeren aan de dagelijksche invi tatie van diegenen, die het toezigt over diergelijke instituten is aanbetrouwd". (Plakkaatboek 28 Juli 1801). Van de vermaarde gasten, die het Heren logement met hun bezoek vereerden, heeft slechts een enkele zijn indrukken van dit verblijf schriftelijk aan ons weergegeven. Captain Bligh In de eerste plaats kapitein William Bligh en zijn gezelschap. Gelijk de lezers van de "Mutiny of the Bounty" en de aanschouwers van de gelijknamige film zullen weten, was deze opbruisende gezagvoerder wegens zijn hardhandig bewind in 1789 door zijn muitende bemanning met enige trouw geblevenen bij de vriendschapseilanden in een open, overladen boot gezet, van zeer weinig levensmiddelen voorzien, in de hoop, dat zij nimmer Engeland zouden weerzien. Tegen de verwachting in, was hij toch met zijn overladen sloep na een vaart van 3600 Engelse zeemijlen over een stormachtige en onbekende Oceaan, in het Nederlandse Timor- Koepang geland. De ontvangst van de 1 7 totaal uitgeputte en uitgemergelde zeelieden liet niets te wensen over en toen Bligh met de zijnen per eigen- gekochte schoener, geheel hersteld, wel doorvoed en gekleed in Batavia arriveerde, bracht men hem natuurlijk naar het Herenlogement, waar elke vreemdeling immers verplicht was zijn intrek te nemen. Tot mijn spijt moet ik mededelen, dat dit nu juist de enige onaangename ervaring was, die zij in hun omgang met de gastvrije Nederlanders opdeden. Zie hier, wat kapitein Bligh er in zijn eigen "logbook" over schrijft: "There is a large hotel at Batavia, fitted up purposely for the accomodation of strangers, who are not allowed to reside at any other place. It is situated near the great river, in a part of the city is reckoned the most airy and healthy. Nevertheless, I found the air hot and suffocating and was taken ill in the night with a violent pain in my head." En verder: "One of the greatest difficulties that strangers have to encounter is their being obliged to live at the hotel. This hotel was formerly two houses, which by doors of communication have been made one. It is in the middle of a range of buildings, more calculated for a cold country than forsuchaclimateas Batavia. There is no free circulation of air, and what is equally bad, it is always very dirty and there is a great want of attendance. What they call cleaning the house is another nuisance; for they never use anywaterto cool it orto lay the dust; but sweep daily with brooms, in such a mannor, that those in the house are almost suffocated by a cloud of dust." ("Bligh and the Bounty. His own Narrative edited and illustrated by Laurence Irving p. 271 275.) Na de benauwde en koortsachtige nacht in het hotel huurde Bligh, en afdoening der noodwendigste zaken "for the benefit of taking an airing" een der befaamde acht rijtuigen, wat hem drie daalders per dag kostte, naar zijn zin veel te veel. Door bemiddeling van de havenmeester verzocht hij daarop aan de Gouverneur-Generaal om hem een verblijf buiten de stad toe te staan, wat Zijne Excellentie niet slechts dadelijk vergunde, doch tevens de orders gaf de zieke kapitein onder te brengen bij de binnenregent van het buitenhospitaal Johan Casper Sporling, die hij Mr. Sparling noemde en die dicht bij het hospitaal (thans Wilhelmina-park) woonde. Hier werd hij voortreffelijk verzorgd. Vier dagen later was Bligh weer terug in het Herenlogement, n.l. om de schoener, die hij in Timor voor 1000 rijksdaalders gekocht had, bij afslag te laten veilen. Deze typisch Hol landse wijze van verkopen trok zijn bijzondere aandacht. Men begon met 2000 rijksdaalders, doch pas bij 295 rijksdaalders riep een landgenoot "Mine!", n.l. zijn collega John Eddie. Als die er niet geweest was zou meende Bligh, de prijs wellicht slechts 200 rijks daalders geweest zijn. Ook de trouwe sloep, welke hem tot Timor had gebracht en die hij vandaar achteraan zijn schoe ner naar Batavia had gesleept, werd ver kocht. Bligh scheidde er met grote tegenzin van en zou haar zeker niet van de hand hebben gedaan als hij maar een middel had kunnen vinden om haar mee te nemen. Maarde ruimte die erop de vertrekkende retourvloot voor hem beschikbaar was, was zo gering, dat hij zelfs de uit Timor meegbrachte planten moest achterlaten. Aldus kapitein Bligh's niet zo heel pret tige ervaringen in het Herenlogement, die echter een uitzondering vormden. Ofschoon hij bij Doggersbank in 1781 nog met de Nederlanders de degen gekruist had, was hij over de ontvangst, die zij hem in alle plaatsen: Koepang, Soerabaia, Semarang, Batavia en Kaap stad bereidden uitstekend te spreken, terwijl hij met name het Bataviase bui tenhospitaal roemde. Mogelijk hebben de zware koortsaanvallen, die hij juist in de "Toko Merah" te doorstaan had, zijn oordeel enigszins ongunstig beïnvloed. Op den duur boerde het Herenlogement achteruit. Vooreerst stond de Hoge Regering ook andere lieden toe loge menten voor vreemdelingen te openen, waarheen dezen vrijelijk mochten trek ken. Daarbij begonnen de geldelijke baten van het kasteleinschap terug te lopen. Sedert de rampzalige oorlog van 1795 verschenen geen Engelse of Franse schippers meer op de rede en de neutrale Denen of Amerikanen konden hen kwalijk vervangen. Ook liep het be zoek van officieren, die in de grote gelag kamer wel eens wat kwamen verteren, achteruit sedert een deel van het garni zoen naar het gezondere Weltevreden was overgeplaatst. Bovendien hinderde het de kastelein, dat de vreemde gasten hun wijn van boord meebrachten en stilletjes op hun kamers opdronken in plaats van deze uit zijn kelder te betrek ken, wat hem 1 2 stuivers de fles kostte. Het ergste was evenwel, dat het Heren logement zo langzamerhand de naam kreeg van in een ongezonde buurt te staan, zodat de vreemdelingen dit mus kietenoord eer meden dan zochten. Zolang het logement in de "Toko Merah" ondergebracht bleef, was hieraan weinig te doen. Verhuizing naar elders zou tenslotte de enige oplossing zijn. (wordt vervolgd) 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 9