Geschiedenis van T ME RAH"
(Slot)
Zo afwisselend als de lotgevallen der
beide huizen waren in hun glorietijd, de
1 8e eeuw, zo eentonig en gelijkmatig
kabbelt hun bestaan voort in de daarop
volgende, de eeuw van verval en ver
waarlozing.
Nog eenmaal schijnt de "Toko Merah"
enige tijd als woonhuis te zijn gebruikt,
nl. toen de schepen Anthonij Macaré
erop 11 januari 1 809 eigenaar van was
geworden. In 1812 woont hij immers
nog aan de Grote Rivier, doch het vol
gende jaar is hij de algemene trek naar
de "bovenstad" gevolgd en huist in
Weltevreden.
Handelskantoor
Toen schijnt het gebruik der beide
woonhuizen als handelskantoor begon
nen te zijn. In een koopbrief van 1819
worden schrijfkantoren vermeld en
tekenend in de loop der eeuw duikt de
bijnaam "Toko Merah" op, geïnspireerd
door de rode verf van het houtwerk.
Tien jaren later blijkt het karakter van
handelskantoor onomstotelijk.
De firma Colvill en Juttingh Comp.
leggen de hand op de "Toko Merah".
Vrij spoedig overleed de tweede firmant,
de heer B. van Starckenborgh Juttingh
en de testamentaire executeuren van
zijn boedel verkochten op 2 september
1 824 zijn aandeel aan de mede-firmant
John Colvill tegen f 16.200,-. Hier
mede was dus het huizenpaar in han
den van één dier talrijke Britse particu
lieren gekomen, welke na de Engelse
tijd hier te lande waren blijven hangen.
De naam Colvill is ook thans nog geen
onbekende aan de Kali Besar.
Op 17 maart 1841 werden de beide
panden overgeschreven op de firma
Meyer Co.
In 1 851 geraakten de huizen in Chinese
handen, waarin ze zeventig jaar tot
1 920 toe, zouden blijven. Op 2 decem
ber 1851 werd nl. de heer Oeij Liauw
Kong de eigenaar. Wellicht ging na
diens dood in 1 865 het ene huis over
op de heer Oeij Kim Tjiang, terwijl het
andere aan de heer Oeij Hok Tjiang
kwam, die kennelijk een familielid was.
Tien jaar later werden beide huizen
weer verenigd in de hand van laatst
genoemde.
In 1895 werd de "Toko Merah" gekocht
door de Cultuur Maatschappij Hong
Hin Kongsi, welke firma de landen
Tjilintjing (ten oosten van Priok) ex
ploiteerde. In de kwart eeuw, dat zij het
huis in bezit hadden, zullen zij wel niet
steeds de ganse "Toko Merah" in beslag
genomen hebben.
Omstreeks 1 900 is er de Borneo Com
pany in gevestigd, terwijl wij er in 1 91 7
de handelsfirma Behn Meyer Co.
aantreffen.
Verwaarlozing
Het is te begrijpen, dat deze als heren
huizen bedoelde panden niet in ieder
opzicht als handelskantoren tot hun
recht kwamen. Bovendien was het toen
overal in de wereld een tijd van vooruit
gang, waarbij het erfdeel der vaderen
niet steeds op de juiste waarde geschat
werd en dus in het gedrang kwam.
Veel schoons verdween, waarde nieuwe
tijd weinig fraais tegenover wist te zet
ten. Zo verdwenen aan de achterzijde
van "Toko Merah" de bijgebouwen,
paarden- en wagenstallen. De sporen
der gesloopte gebouwen kan men nog
zien aan de Noordelijke muur van de
achterplaats.
De ergste vormde wel de verschrikke
lijke kast op magere ijzeren pilaren, die
de ganse voorgevel ontsierde en ver
minkte, zoals men er op de Kali Besar
nog wel afschuwelijke voorbeelden van
aantreft of aantrof. Daardoor zou de
ondeskundige voorbijganger niet ver
moeden, hoeveel schoons zich achter
dit monster van ijzer en hout verborg.
Inderdaad bleef hiervan veel behouden,
wat ook menselijke verwaarlozing of de
vraatzucht der witte mieren mochten
vernielen. Wel gingen mogelijk in ver
band met de lelijke voorbouw, de ge
sneden bovenlichten boven de straat
deuren verloren, die daar ongetwijfeld
hebben bestaan, doch vele vertrekken
vertoonden nog sporen van vroegere
heerlijkheid. In deze barbaarse tijd is
ook wel de achtertrap van het Noorde
lijke huis meer naar voren gebracht,
waardoor de daarop uitkomende deuren
enigszins in de lucht kwamen te han
gen.
Bezoeken van Bosboom en Rouffaer
De eerste, die op deze verscholen en
ontluisterde schoonheid de aandacht
vestigde, was de gepensioneerde Lt.-
kolonel van het KNIL H. D. H. Bos
boom. In 1898 deed hij een architec
tonische ontdekkingstocht door de
oude benedenstad en riep alarm voor
het bedreigde schoon. Het resultaat
zijner opsporingen maakte hij bekend
in het tijdschrift van het Bataviaas
Genootschap en één der gebouwen,
waarvoor hij bijzonder de aandacht
vroeg, was onze "Toko Merah".
In dit artikel sprak hij de hoop uit, dat er
zich eens een kunstbeschermer uit
Indië of Holland zou opdoen, die zich
ten doel stelde "al is 't ook maar één dier
woningenvoor zooveel nodig te
doen restaureren, haar te meubelen en
te doen onderhouden." Deze wens zou
ruim twintig jaar later t.a.v. de "Toko
Merah" grotendeels in vervulling gaan.
Een tweede wetenschappelijke bezoe
ker, die de "Toko Merah" onderzocht,
was de grote geleerde Dr. G. P. Rouf
faer, die ook over het oude Batavia zijn
licht heeft laten schijnen. Hij wees er
het eerst op, dat de trap van het Noorde
lijk huis niet meer op zijn oude plek
stond. Echter had de verhoogde be
langstelling voor de "Toko Merah"
voorlopig slechts een negatief resultaat.
Compagnies kamer
In de Directievergadering van het Bata
viaas Genootschap van oktober 1899
stelde nl.de conservator van het Museum
Mr. L. Serrurier voor om, teneinde met
het bovengenoemde plan van Bosboom
een eerste begin te maken, van de in het
Noordelijke pand gevestigde Borneo
Company de rijk versierde zijkamer in
huur te vragen. Dit statige vertrek zou,
in stijl gemeubeld, een volkomen ge
trouw beeld opleveren van de kamer
eneraanzienlijke woning uit het midden
der 1 8de eeuw.
Toen dit voorstel bijval vond, werd, als
zovaak, een commissie benoemd, welke
er op den duur toe overging de mogelijk
heid na te gaan om de ganse betimme
ring van het bedoelde vertrek met zijn
fraaie bovenlichten en keurig gesneden
vensterluiken naar het Museum over te
brengen en aldaar weder op te bouwen.
Na vele wederwaardigheden en schier
eindeloze onderhandelingen werden
deze pogingen met een goede uitslag
bekroond. De eigenaar van het gebouw
verleende toestemming tot het verwij
deren van de bedoelde betimmering,
mits hij een nieuwe djatihouten daarvoor
in de plaats kreeg. De Regering stelde
tevens gelden beschikbaar voor de
opbouw ener kamer in het Museum,
welke met gebruikmaking der oude
houtwerken een waarheidsgetrouwe
afbeelding zou geven van het zijvertrek
in de "Toko Merah". Aldus kwam de
z.g. Compagnieskamer tot stand.
Nadat deze gereed was, bleef dus over
om dit beeld uit het verleden te vol
tooien, d.w.z. die kamer in de oude stijl
in te richten en te meubileren. Deze taak
mocht Mr. Serrurier niet voltooien, daar
hij in juli 1910 kwam te overlijden. Zijn
echtgenote Mevr. de weduwe Serrurier
ten Kate nam echter naast de toenmaals
voorgenomen reorganisatie van het
ethnografisch museum, bereidwillig
deze taak op zich. Het kostte evenwel
12