Veel Moessonlezers zullen het herkennen: Bandung centrum.
De agent van ons reisbureau meldt zich
in ons guesthouse. Als hij hoort dat we
ook een paar dagen op Ambon willen
blijven, adviseert hij ons dat voor de
zekerheid ook maar in ons visum voor
Irian Jaya te laten opnemen.
Vanuit ons guesthouse bellen we Ban
dung om onze aankomst per trein aan te
kondigen. Een van de bedienden blijft
erbij staan om voortdurend een munt in
het apparaat te gooien.
In de vroege middag van de volgende
dag laten we ons per taxi naar het
station brengen, 't is een minibusje
waar we met een stuk of zes passagiers
in zitten. Als we het parkeerterrein bij
het station opdraaien worden we opge
wacht door een legertje kruiers. Met
een man of acht spurten ze achter de
taxi aan. We kiezen ertwee en natuurlijk
vragen ze van ons minimaal het dubbele
van wat anderen betalen.
Vandaag reizen we eerste klas in een
air-conditioned trein die ons in drie uur
non-stop van Jakarta naar Bandung zal
brengen, een afstand van 1 50 kilometer
voor de prijs van tien gulden per persoon.
Klokslag half vier vertrekken we. De
bediening is voortreffelijk. Je kunt com
plete maaltijden bestellen die ter plekke
geserveerd worden. We krijgen de in
druk dat je zelfs je taxi voor Bandung al
in de trein kunt bestellen. Even over
zessen is het pikdonker. Heel wat
vroeger dus dan in Medan. Logisch,
want we zitten een duizend kilometer
oostelijker dan Medan en toch nog
steeds in dezelfde tijdzone.
In Bandung stormt er een kruier op ons
af. Voordat de concurrentie een kans
krijgt ziet hij kans al onze bagage in één
keer naar het parkeerterrein te brengen
en dus de betaling in z'n eentje op te
strijken. Waarschijnlijk heeft hij daarmee
in één klap een topdag gehad.
Onze gastvrouw is een duizendpoot.
Aan de muren hangen 26 certificaten
en diploma's schoonheidsspecialiste.
Ze heeft een fotoalbum vol bruidstaar
ten waaruit de klanten kunnen bestel
len, ze maakt bruidsjurken, kookt uit
stekend, houdt zich bezig met bejaar
denzorg, heeft een aantal kostjongens,
vier bedienden en een paar chauffeurs
en verhuurt daarnaast nog kamers aan
toeristen. Ze is van Chinese afkomst,
heeft thuis altijd Nederlands gesproken
en Indonesisch is voor haar ook een
aangeleerde tweede taal. Zelf zegt ze
ervan: Ik heb het Indonesisch nog niet
onder mijn knie.
De volgende dag is het zondag en
bovendien is de grote vakantie net be
gonnen. We huren een auto met chauf
feuren gaan op weg naardeTangkuban
Perahu. Een schitterende tocht maar 't
is overal vreselijk druk. De parkeer
wachters bij de diverse toeristische
attracties zijn een studie waard. Die
mensen maken in Indonesië tenminste
nog wat van hun beroep. Ze dwingen je
haast om gebruik te maken van het
stukje parkeergelegenheid waar zij de
supervisie over hebben. Een in camou
flagepak gestoken parkeerwachter ver
spert ons de weg. In z'n riem zite een
vervaarlijk uitziende dolk. Hij blaast ge
biedend op een fluitje en dirigeert ons
naar een plekje om vervolgens de ver
schuldigde Rp. 100 in ontvangst te
nemen.
Er is veel handel bij de Tangkuban
Perahu en de prijzen zijn recht evenredig
aan de hoogte van de vulkaan. We
tawarren bij het leven maar steevast
zeggen de handelaren bij het afscheid:
"Saya senang sekaliwat ons het ge
voel geeft dat we overal toch nog teveel
betaald hebben. Of zou 't een beleefd
heidsfrase zijn zoals bij ons: graag ge
daan.
Ook bij de warmwaterbronnen van Cia-
ter is het erg druk. Naar goed Indone
sisch gebruik zit iedereen volledig aan
gekleed in het hete, geneeskrachtige
water schoon en gezond te worden.
In heel wat reisgidsen hebben we iets
gelezen over de onvergetelijke zons
ondergang die vanaf het Dago-thee-
huisje in Bandung te bewonderen zou
zijn.
Het Dago-theehuisje. 't Roept romanti
sche visioenen bij ons op en tegen
zessen laten we ons er door de chauf
feur heen rijden. Terwijl wij de trap
beklimmen die naar hettheehuisje leidt
blijft hij achter bij de auto op het par
keerterrein, ongevoelig voor al het
moois dat hij nu ongetwijfeld misloopt.
Halverwege de trap moeten we entree
betalen. Rp. 350 per persoon. De plaats
van het loket is slim bedacht want daar
vandaan kun je nog net niet zien waar je
nou eigenlijk naar toe gaat. Dat zie je pas
na de volgende bocht. Een speeltuintje
zoals elke buurtvereniging wel heeft. In
het midden een houten optrekje, het
Dago-theehuisje. Aan de ene kant een
wat mistig uitzicht over Bandung.
Aan de andere kant wordt het uitzicht
grotendeels belemmerd door bomen en
electriciteitsdraden en dat is nu juist de
plaats waar de zonsondergang te be
wonderen zou zijn. Vlak beneden ons
staat een klein huisje of iets wat daar
voor moet doorgaan, 't Is afgedekt met
wat golfplaten die ooit blauw geweest
zijn. De bewoner heeft kennelijk net
gegeten en doet pogingen een dutje te
doen. Pannetjes met etensresten staan
vlak naast hem en trekken de aandacht
van een rondscharrelende haan. Bij elke
poging die de haan doet om iets te
bemachtigen smijt de man 'm iets naar
z'n kop. De haan geeft 't niet op en blijft
terug komen en de man is al even
hardnekkig, 't Is dan wel geen zons
ondergang maar toch wel amusant.
Gewoon rondslenteren in Bandung is
ook leuk. 't Is toch kennelijk heel wat
anders als je met z'n tweeën wat rond
loopt dan wanneer je met een hele
groep achter een gids aan holt. We zien
veel en maken van alles mee. Een me
neer met een soort generaalspet en een
fleurig batikhemd schiet ons aan. Hij wil
zo graag nog eens Nederlands spreken.
Zijn zoons werken als arts in Duitsland.
Helaas niet in Nederland waar hij zo
graag nog eens heen wil. Hij is al eens
een paar dagen in Amsterdam geweest
maar die paar overnachtingen hebben
'm een maandinkomen gekost.
In de Jalan Braga drinken we wat. 't Is
een winkelstraat die wat Europees aan
doet.
Reisbureau Pacto heeft z'n kantoor bij
hotel Savoy Homann en daar moeten
we zijn om treinkaartjes voor Yogya te
halen. Dat lukt nooit in een keer. Mor
gen terug komen. Als we de volgende
(lees verder pag. 20)
1 7