"BLANK EN BRUIN"
ttl
Het kinderboek in "Ons Indië"
<gX&n
'tep/V K?
•••ïü-i'im v~>fe—L
door TOOS SAAL-ZUURVEEN
De meesten van ons hebben wel een of andere herinnering aan een dierbaar
kinderboek. Dat kan een willekeurig schoolboekje zijn, een stiekem onder de
dekens, bij een zaklantaarn, gelezen spannend jongensboek, een verhalen- of
sprookjesboek, voorgelezen door ouders of grootouders, een kindertijdschrift dat
elke week met spanning werd verbeid, een meisjesboek waarboven tranen werden
vergoten. Vooral de ouderen onder ons weten zich nog goed voor de geest te halen
dat lezen een 'uitje' was, een ontspanning, en dat hun ouders liever zagen dat ze
iets (nuttigs) deden dan 'hun verstand te verlezen in een hoekje'. Maar misschien
was juist daarom lezen zo aantrekkelijk en is het herinneringsbeeld van onze
jeugdboeken vaak zo positief.
In dit artikel zullen wij het hebben over het oudere jeugdboek, zo van begin van
deze eeuw tot aan de tweede wereldoorlog. En dan met name dat kinderboek dat in
'ons Indië' speelde.
Dergelijke 'Indische' kinderboeken
waren meestal in eerste instantie niet
zozeer geschreven voor kinderen daar,
maar vooral ook voor de 'Hollandse'
jeugd. Voor het 'Hollandse' kind had het
jeugdboek dat in het voor-oorlogse
Indië speelde altijd iets bijzonders, iets
sprookjesachtigs, iets geheimzinnigs.
De sfeer was zo anders: de kinderen
'daarginds' hadden baboes en de kebon
maakte speelgoed voor hen. Want het
personeel was altijd aanspreekbaar en
nam de tijd. Soms werden ze mee
genomen naar gamelan-voorstellingen.
De 'Indische' kinderen mochten ook
veel meer; ze beleefden spannende
avonturen in het oerwoud mettijgersen
slangen, of ze hadden een begerens
waardig aapje. Ze reden hoog te paard
met vader door de plantages en altijd in
lichte, luchtige kleren.
De ouders waren 'losser' en het leven
scheen er gemakkelijker te zijn. In 'In
dische' kinderboeken las je nooit veel
over armoede en honger; als je dorst of
trek had, haalde je gewoon een klap-
pernoot van de boom; moeder had
genoeg personeel zodat de kinderen
- in onze ogen - altijd fijne dingen deden
en vrijgesteld waren van al die akelige
huishoudelijke karweitjes waarmee
"Hollandse" moeders ons zo braaf
wisten op te zadelen
Er stonden bovendien veel vreemde
woorden in zulke boeken die onderaan
de bladzijde, in voetnoten, werden ver
taald, en zo leerde je, spelenderwijs,
toch een beetje Maleis.
Het eerste kinderboek waaruit ik een
zekere verliefdheid opdeed, heette
"JIM" en was geschreven door B.
Groen-Zegers, en wel in de jaren 1 935-
'40. Hoewel de hoofdpersoon Bertje
onder volstrekt andere omstandigheden
leefde en zich in situaties begaf waar
van ik mij in feite een weinig concrete
voorstelling kon vormen, was ik toch in
staat mij volkomen met het 'Indische'
kind Bertje te identificeren. Overigens
was Bertje geen 'Indisch' kind in de zin
van 'Inlands kind'; hij was van blanke
Nederlandse ouders.
Naast Bertje slenterde ik over de pasar
in de gloeiende hitte, mèt hem wist ik
mij los te maken van baboe en mèt hem
snakte ik naar een (verboden) glaasje
'stroop', al wist ik, in Nederland geboren
en getogen kind, nauwelijks wat dat
was, want bij ons kregen we 'stroop' op
de pannekoeken!
Toch wist de auteur alles zo vanzelf
sprekend en 'gewoon' voor het 'hol-
landse' kind voor te stellen dat het
vreemde al gauw niet vreemd meer
was. En dat is stellig een gave.
Er is heel wat over 'ons' Indië afge
schreven in het jeugdboek. En vanuit
sterk verschillende invalshoeken. In
mijn in 1 990 te verschijnen boek "Van
Zedenleer tot Bruintje Beer", een
studie over het kind, het kindbeeld en
het kinderboek door de eeuwen*),
heb ik een vijf-deling gemaakt naar de
verschillende 'soorten' auteurs die
schrijven of schreven over 'ons Indië'
of, ruimer gesteld, over niet-westerse
volken en culturen.
Daar zijn ten eerste de polariserende
schrijvers.
Het woord zegt het al. Deze auteurs
brengen sterk de tegenstellingen naar
voren. Dus méér wat mensen scheidt
dan wat hen bindt. Soms maken zij zich
welbewust schuldig aan discriminatie
door zich af te zetten tegen een ander
(in hun ogen minderwaardig) ras, geloof,
volk of land.
Ten tweede onderscheiden wij de ge
ëmancipeerde/geëngageerde schrij
vers. De 'bevlogenen' die naar de pen
grijpen als zij misstanden menen te
signaleren in de tussenmenselijke rela
ties, met name die tussen rassen en
geloven.
Als derde groep onderscheiden wij de
missionerende schrijvers. Zij hebben
een zekere zendingsdrift. Doorgaans
zijn ze bezield met de beste bedoelin
gen. Zij betuigen hun liefde voor de
inlander/inboorling, maar het is vaak
een soort apenliefde die zij gehonoreerd
willen zien in de 'bekering' van de ander
tot hun (westerse) geloof/cultuur, wel
ke zij dan ook met nadruk uitdragen als
énige en het wére.
Als vierde categorie noem ik dan de
solidaristisch/objectiverende schrij
vers. Solidair en objectief dus. Zij
schrijven vanuit een zekere solidariteit,
van saamhorigheid, met de ander
(doorgaans onderdrukte) partij en zij
8