Een jaar in een paleis door Ingeborg van Epenhuysen-Tuckermann De gouden koets van de sultan arriveert voor het paleis van de gouverneur. Nooit had ik gedroomd nog eens in een paleis te wonen, een echt paleis met gouden tronen in een marmeren zaal. Marmeren vloeren, die door alle enorme kamers en galerijen liepen en die heerlijk koel en altijd schoon aanvoelden als je er eens met blote voeten over liep. 't Paleis was dat van de Gouverneur van Jogja, Dr. Lucien Adam, die er woonde met zijn vrouw Jet en zoon Fred toen de Duitsers in 1 940 Nederland binnen vielen. Hoe ik daar terecht kwam? Toen de oorlog uitbrak was ik in Zwitserland op school met de bedoeling om na mijn eindexamen, geldig in Nederland, in dat land te gaan studeren. De oorlog maak te een eind aan dit plan. De school, met veel leerlingen uit andere landen, van wie het schoolgeld niet meer doorkwam, zou gaan sluiten. Na ettelijke telegrammen uit het toenmalige Nederlands Indië, waar onze ouders woonden, vertrokken twee vriendinnen en medescholieren. Vera Schols uit Soe- rabaja, Dodijn Luyt uit Medan en ik uit Batavia, naar Napels waar we een week op een vliegtuig uit Engeland wachtten. De "Oehoe" van de K.L.M. bracht ons veilig thuis. Daar wachtte ons een probleem wat de school betrof: Wij hadden in Zwitser land nog maar één jaar voor de boeg voor ons eindexamen van de "Real- schule" waar we op zaten, een school die wel Latijn maar geen Grieks doceerde. In Batavia was er het gymnasium met Grieks en Latijn, of de H.B.S. met meer wiskunde. Dodijn noch ik voelden er wat voor een extra jaar op school te zitten (Vera besloot in Soerabaja een huishoudschool te volgen). Maar mijn vader vond uit dat er een Algemene Middelbare School (A.M.S.), in Jogja was, die met wel Latijn en geen Grieks toelating tot de universiteit mogelijk maakte. Dus ging er een brief naar de directeur van die school met het verzoek of hij een geschikt tehuis voor mij kon vinden. Terug kwam het verrassende antwoord: De gouverneur van Jogja en zijn vrouw wilden graag een huisgenoot voor hun zoon hebben omdat die wat eenzaam was. De reden daarvoor, zoals later bleek, was niet omdat hij geen plezierige jongen was, integendeel. Maar zoals wel eens meer gebeurt, men had blijk baar vrienden verweten dat ze alleen maar naar het paleis wilden omdat ze dat gewichtig vonden en dan bleven ze weg. De bedoeling was dus duidelijk: een vriend in huis, maar onder de om standigheden wilden ze graag helpen. Wat een bof voor mij! Toen Dodijn's vader niet lang daarna een dergelijk verzoek stuurde, kwam Dodijn bij de resident en zijn gezin in huis. Dat was niet ver van "ons", zodat we de weekends vaak bij elkaar door brachten. Ik keek mijn ogen uit toen mij, na een bijzonder hartelijke ontvangst, mijn kamer werd gewezen. Groot genoeg om niets opzij te hoeven schuiven als Dodijn kwam logeren en er een van die grote Indische bedden-met-klamboe bij werd gezet. Enorme kasten, een grote tafel om huiswerk aan te doen, gemak kelijke stoelen en een tafeltje waar altijd een thermos met ijswater op stond. En wat een weelde! Een eigen badkamer en toilet naast de eigen zijgalerij. De Adams beschouwden mij als een dochter en Dodijn werd erbij "geadop teerd". Samen werden we aan de sultan voorgesteld, wat een evenement voor achttienjarigen! Soms mochten we mee naar voorstel lingen in de nabije kraton, waar ons veel werd uitgelegd en getoond - over - en Gouverneur Adam en de sultan Hamengkoe Boewono VIII met hun echtgenoten in de troonzaal. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 12