T*0ÏÏTE0PfiTIï3E REQERTESSE Legende of Werkelijkheid •B# kleindochter van Sunan Pakoe Boewono X Het familieverhaal was slechts een vage historie over een heilige kris, die mijn oud oom Charles Knaud in zijn bezit had tijdens zijn leven. Het zou de oudste kris van Java zijn. Het volledige verhaal kwam mij ter ore tijdens de ambtsperiode van de heer Taswin Natadining rat, ambassadeur van Indonesië in Nederland. Taswin stelde mij op een dag voor aan Professor Dr. Galestin (Instituut Kern te Leiden). Galestin stelde mij de vraag, of ik familie was van de Knaud die in het bezit geweest was van de beroemde kris. Ik kon deze vraag bevestigend beantwoorden omdat "de Knaud" de broerwas van mijn grootvader. Galestin vertelde mij toen het verhaal van de kris en zijn rol in de historie van de poesaka. Aangevuld met de mij bekende gegevens komt het verhaal hierop neer: Charles Knaud was de oudste van de vier overlevende kinderen van het echt paar J.M. Knaud (1811-1880) en A.C.C. Fisser (1821-1889). Hij werd geboren in Batavia in het begin van de jaren veertig van de vorige eeuw, was een ietwat mysterieuze figuur in de familie. Hij zou een gefortuneerd man geweest zijn. Was altijd zeer goed ge kleed, droeg soms een degen en had als favoriete hoofddeksel een zwarte baret. Zijn dandy-achtige, knappe verschijning ten spijt, moet hij een zeer streng man geweest zijn. Charles bestudeerde de Javaanse volks geneeskunst waarvoor hij veel belang stelling had. Hij was jarenlang bij een bekende doekoen (vermoedelijk Mid den- of Oost-Java) in de leer en moet later zelf een volleerd en bekwaam doekoen geworden zijn. Hij was ook een verdienstelijk amateur schilder en kunstverzamelaar. Er is slechts één klein schilderij overgebleven, het portret dat hij van zijn vader maakte. Tegen het eind van zijn leven vertrok hij naar Europa, woonde enige tijd buiten Nederland, vestigde zich tenslotte in Amsterdam, waar hij overleed. Een on bevestigd verhaal wil, dat zijn stoffelijk overschot naar Indië werd vervoerd en bijgezet in het familiegraf (te Batavia?). Hij was gehuwd met een meisje Nauta. De geschiedenis verplaatst zich nu naar een hofhouding te Jogja. De troonop volger van de vorst1(de geschiedenis vermeldt niet welke) werd ernstig ziek, v-A I v v-.»,. Een portret van Charles Knaud in 1863. Dit portret zat in een gouden medaillon met gouden ketting dat hij zijn moeder (mijn overgrootmoeder) schonk op haar 42ste verjaardag. zieker en zieker. Artsen die ontboden werden wisten met het geval geen raad, daar geen enkele bekende ziekte kon worden aangetoond. Voor het leven van de vorstenzoon werd gevreesd. Toen richtte één van de hovelingen, vermoe delijk een priai, zich tot de vorst met de mededeling dat hij een blanke doekoen kende, die zeer bekwaam was. Deze blanke doekoen was Charles Knaud. Hij kwam bij de zieke en constateerde dat hier goena-goena in het spel was. Dank zij zijn opgedane kennis wist hij de jongeman te genezen. Dat wil zeggen, dat hij de troonopvol ging veilig had gesteld. De vorst leidde hem na de genezing van zijn zoon naar het vertrek, waar de poesaka's waren ondergebracht en schonk hem uit dank baarheid het oudste heilige wapen van de kraton. Een bijzondere geste, daar Charles Knaud hierdoor min of meer "in de familie werd opgenomen". Dit alles zou zich rond de eeuwwisseling afge speeld hebben. Thans kijken wij naar het Modjopait Museum. Galestin was daar (in de jaren twintig, of daarvoor nog?) conservator. Hij hoorde van "het geval Knaud", nam contact op met oom Charles en vroeg of hij een foto van de kris mocht maken. Charles weigerde echter de kris te laten fotograferen. Ook zelf wenste hij dat niet te doen. Toen vroeg Galestin of hij dan niet zelf een gipsafgietsel van de kris kon maken. Charles Knaud wendde zich tot de vorst, die daarin geen enkel bezwaar zag. Charles moet toen zelf het gipsafgietsel gemaakt hebben. Hij be zorgde het bij Galestin, die verbaasd was over de hoge kwaliteit van de gipsen kris. Van dit afgietsel liet hij een aantal foto's maken. Het afgietsel nam hij met zich mee toen hij benoemd werd tot directeur/conservator van het mu seum te Batavia. Galestin deelde mij mee, dat de negatie ven van de gipsen kris zich ergens in het archief moeten bevinden van het insti tuut te Leiden, waar hij werkzaam was. Aan het eind van zijn verhaal gekomen vroeg Professor Galestin mij of ik mis schien in het bezit van de kris was. Ik moest dit ontkennen. Ik vroeg waarom hij dit wilde weten. Galestein zei daarop dat hij een bedrag beschikbaar had gekregen op de poesaka (voor het museum?) te kopen. Niemand echter weet, waar de kris is (lees verder volgende pagina) Weimarstraat 71 (hoek Regentessepleir? 2562 GS Den Haag Tel. 070 - 45 95 10 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 8