De Staatssymbolen van de REPUBLIEK INDONESIA door CH. MANDERS Zoals iedere zelfstandige staat, heeft ook de Indonesische Republiek een aantal nationale symbolen, waardoor de identiteit en de eenheid van de natie tot uit drukking worden gebracht. Het zijn: de rood-witte vlag, het volkslied Indonesia Raya, het staatswapen de Garuda en de Pancasila, de vijf grondbeginselen waarop de Indonesische staat is gegrondvest. Deze symbolen werden ontworpen in een tijd, waarin sterke behoefte leefde het bestaan van een Indonesische eenheid, die pas in de loop van decennia zou groeien, aan te tonen en tot uitdrukking te brengen. Zowel de rood-witte nationale vlag en het staatswapen Garuda sluiten aan bij reeds lang bestaande historische motieven. Hieronder worden de nationale symbolen van de Indonesische Republiek besproken. De rood-witte vlag De rood-witte vlag werd als nationale vlag aanvaard op het Indonesische jongerencongres van 1 928. Het was in de tijd van de sterk opkomende Indo nesische nationale beweging, toen ook de P.N.I. in 1927 werd opgericht. De kleuren van de Indonesische vlag, "Sang Merah Putih" (rood-wit) zijn dezelfde kleuren als die van de Soenans- vlag, die gevoerd wordt door de Susu- han van Surakarta. Aanvankelijk was op de vlag een stierenkop (kepala banteng) aangebracht, die nu in het staatswapen is te vinden. Een vlag met de rood-witte kleuren bestond al in de tijd van het rijk Modjo- pahitopOost-Java.Toen in 1293 Raden Widjaja, de stichter van Modjopahit, het Chinese invasieleger op de vlucht joeg in de omgeving van het tegenwoordige Surabaia, voeren zijn troepen rood-witte vaandels met zich mee. Op 1 7 augustus 1945 proclameerden Soekarno en Hatta de Indonesische onafhankelijkheid in het huis op Pegang- saan Timur 56 in Jakarta, daar werd de rood-witte vlag ontplooid. Het volkslied "Indonesia Raya" (Groot-Indonesië) Het "Indonesia Raya" werd voor het eerst ten gehore gebracht op 28 oktober 1928, tijdens het jeugdcongres dat in Jakarta werd gehouden in de "Gedung Permusjawaratan Indonesia" in Gang Kenari. Op dit congres, dat was ge organiseerd door de studentenvereni ging "Perhimpunan Peladjar Peladjar Indonesia (PPPI), werd het "Indonesia Raya" aanvaard als volkslied. Daar werd de bekende resolutie aangenomen van Indonesië als één vaderland, één natie en één taal, een belangrijke mijl paal in de geschiedenis van de Indone sische nationale beweging. Het volkslied was gecomponeerd door Wage Rudolf Supratman Kartojudo. Hij werd geboren op 9 maart 1903 in Bogor als zoon van Het staatswapen van de Republiek Indo nesia, de Garuda vogel, in de Indonesische mythologie bekend als het rijdier van de god Wishnu. Het devies "Bhinneka Tung- gal Ika" (Eenheid in verscheidenheid) brengt de eenheid van de verschillende volksgroepen van Indonesië tot uitdruk king. De vijf delen van het schild in het midden verzinnebeelden de vijf grondbe ginselen van de staat, de Panca Sila. M. Ngabei Djumono Kartodihardjo, die sergeant was bij het KNIL. Hij was korte tijd onderwijzer en was later als jour nalist werkzaam. Supratman, die nog enige andere liederen componeerde, o.a. ter ere van R. A. Kartini, overleed op 1 7 aug. 1 935 in Surabaya. Spoedig raakte het Indonesia Raya wijd en zijd bekend en nadat verschillende nationale organisaties het als volkslied hadden overgenomen werd het op het tweede P.N.I. congres van mei 1929 officieel als volklied erkend, en op het Indonesische volkscongres (Kongres Rakjat Indonesia) van dec. 1 939 werd het aangemerkt als "het lied van de eenheid van Indonesia". Het Indonesia Raya ontstond in een tijd, dat de nationale beweging zich in scherp conflict bevond met de Ned.-lndische overheid, die dan ook bepaald afwijzend stond tegenover het lied en het ten gehore brengen verbood wegens het gevaar voor de openbare rust en orde. In de Volksraad werd, naar aanleiding van de vele incidenten die zich rondom het lied afspeelden, herhaaldelijk ge sproken over het al dan niet toestaan ervan. Tenslotte nam de Ned.-lndische regering een ruimer standpunt in en kreeg men toestemming het Indonesia Raya onder bepaalde voorwaarden te spelen of te zingen. Ook gedurende de Japanse bezetting werden aan het ten gehore brengen belemmeringen in de weg gelegd, totdat het in 1 944 werd toegestaan. De tekst van de twee eerste coupletten van het Indonesische volkslied vindt u op de pagina hiernaast. Mr. Mohammed Yamin, die zitting had in de commissie, die in 1944 was ingesteld om de officiële tekst van het Indonesia Raya vast te stellen merkt op, dat de dichtvorm van het volkslied het resultaat is van een beïnvloeding door het Italiaanse sonnet van Dante Alighieri en dat men als voorbeeld het Engelse sonnet van Shakespeare heeft genomen. Beide dichtvormen werden in de jaren rond 1928 veel door Indonesische dichters gebruikt. Behalve de herhaling, bestaat het Indo nesia Raya uit drie delen, die elk 14 regels bevatten. Het eerste deel bevat een lofzang op de eenheid van Indone sië, terwijl in het tweede deel aangetrof fen wordt het afsmeken van de zegen voor en het tot uitdrukking brengen van gevoelens van trouw aan Indonesië, als nationaal erfgoed en op deze trouw bouwt men een verheven verwachting, dat hart en geest van het volk voort durend in opgaande lijn zich zal gaan ontwikkelen. Het prijzen van Indonesië als vaderland vindt voortgang in het derde deel, dat vol zit van plechtige beloften voor de grote strijd van Indonesië, welke belof ten reeds werden uitgesproken door Sriwidjaja (686) en Gadjah Mada in de tijd van het rijk van Madjapahit (1331) en deze beloften zijn terug te vinden in de bekende resoluties van het jeugd congres van 28 oktober 1 928. Elk deel staat in direkt verband met de herhaling. Het Staatswapen, de Garuda Het wapen stelt de "Garuda" vogel voor, die in de Indonesische mystiek het symbool is van de scheppende macht, het rijdier van de Hindoeïstische god Wishnu. Aan de hals van de vogel hangt het wapenschild in hartvorm, dat de strijd van Indonesia voor land en volk symboliseert. De zeventien vleugel- en acht staartpennen, en het aantal kleine veren onder het schild (19) en op de hals (45) herinneren aan de grote ge- 10

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 10