13
Op de speciale school voor geestelijk gehandicapte kinderen,
Sekolah Luar Biasa, S.L.B.C. met mevrouw Tien Sadjiman,
algemeen voorzitster van de Nationale Federatie voor het welzijn
van geestelijk gehandicapten, ter gelegenheid van de sluiting
van de vastenmaand in Secang (Midden-Java).
Een genoeglijk samenzijn met leerlingen van de S.L.B.C. in
Pacitan (Oost-Java).
nieuwde kennismaking met land en
volk, gewoon voorbij waren gegaan. Zo
bijvoorbeed de vele "wandelende eet
gelegenheden" waar je voor weinig geld
"bubur ayam", "sop kaki-kambing",
"soto Madura", "basoh" en nog meer
van dat lekkers kunt kopen. Zij voorzien
in een enorme behoefte van "the-man-
in-the-street"!
Met bewondering heb ik ook staan
kijken naar een krupuk-palembang-
verkoper, die met soepele gang de twee
levensgrote blikken trommels, elk aan
het eind van een bambu-stok, verend in
evenwicht houdt, afwisselend op z'n
linker en rechterschouder. En zo waren
en zijn er wel meer van die typische
dingen die mij zo direkt opvielen.
Men vertelde mij ook dat er in Jakarta
en onmiddellijke omgeving wel meer
dan dertigduizend eettentjes zijn. Ik
rekende snel uit dat, als je op één dag in
drie verschillende eetgelegenheden je
respectievelijk ontbijt, middageten en
avondeten zou nuttigen, je dan meer
dan dertig jaren nodig zou hebben om al
die "warung-makanan" (eettenten) en
kleine en grotere restaurants te bezoe
ken.
Zo werd het vertrouwde van vroeger
dat vreemd-geworden-was, toch weer
langzaamaan vertrouwd.
Dit laatste werd voor mij de basis om in
mijn geboorteland weer enige jaren
vruchtbaar te kunnen werken in de zorg
voor geestelijk gehandicapte kinderen.
ZORG VOOR GEHANDICAPTEN
Het is overigens een bijzondere ervaring
te mogen en te kunnen werken in het
huidige Indonesia, waarvan Dr. Toetie
Heraly Noerhadi, vijfentwintig jaar gele
den, voor één van mijn geschriften in
een voorwoord het volgende schreef:
"Indonesia is nooit schuchter geweest
in het verwerven van haar identiteit en
zelfstandigheid om zo een weg te banen
naar de toekomst. Maar nochtans doet
het groeiende zelfbewustzijn in stilte
een klemmend beroep op vrienden en
vertrouwden die eens tot haar verbonden
zijn geweest in hun jeugd, hun belangen,
gedachten en herinneringen. Hun warm
hart en goede wensen kunnen in de
nabije en verre toekomst nog op vele
wijzen vruchten afwerpen. Vele moge
lijkheden staan nu open in het intensief
verruimd wederzijds sociaal en cultureel
contact."
Die mogelijkheden waren en zijn er
ongetwijfeld. Evenwel, er bestaat groot
verschil of men als "toerist" of dat men
als "werkende" (opnieuw) kennis maakt
met het Indonesië van nu.
In het eerste geval is men geneigd öf
alles vies, stoffig, rommelig enzovoorts
te vinden, öf wel alles geweldig, fantas
tisch, plezierig te beleven.
Voor de meeste toeristen zijn de laatste
indrukken en gevoelens gelukkig de
meest voorkomende.
De spreekwoordelijke gastvrijheid en
hulpvaardigheid van de Indonesiër, het
kunnen genieten van Indonesië's onver
gelijkbaar natuurschoon, en niet te ver
geten de mogelijkheid om op gemakke
lijke en goedkope wijze de ontelbare
eetgelegenheden te bezoeken, dat alles
maakt een bezoek aan dat land van
"hospitality and laughter", voor menige
toerist tot een waar feest!
Anders is het evenwel, als men daar in
een werk-situatie verkeert, waar men in
nauwe samenwerking met medewerk-
sters(ers) instellingen en dergelijke
bepaalde zaken van de grond moet
krijgen. De "vrijblijvendheid" van de
toerist is er in die situatie dan niet meer
bij!
Mijn persoonlijke ervaring is dat een
rustige alles-begrijpende persoonlijk
heid in de dagelijkse kontakten met de
mensen met wie men werkt toch vaak
belangrijker is dan deskundigheid en
inzicht op het gebied waarin men werk
zaam is. De Indonesiër is over het alge
meen immers zeer sfeer-gevoelig.
Soortgelijke ervaringen heb ik in werk
situaties in andere ontwikkelingslanden
óók opgedaan. De verwevenheid van
het zakelijke en het persoonlijk emotio
nele. Heel sterk heb ik dat alles mogen
beleven in het werk voor de zorg, opvoe
ding en onderwijs aan geestelijk gehan
dicapte kinderen en jeugdigen in het
nieuwe Indonesië.
I n de afgelopen decennia heeft dat werk
zich sterk ontwikkeld, mede dankzij de
financiële en andere hulpverleningsvor
men "van buitenaf".
Indonesia mag zich op het gebied van
de gehandicaptenzorg zeker de koplo
per noemen in de Zuid-Oost-Aziatische
regio.
Op deze zorg, opvoeding en het onder
wijs aan het geestelijk gehandicapte
kind - "anak tuna grahita', de nieuwe
benaming voor "anak cacat mental" -
wil ik wat nader ingaan.
"Anak" is kind, "tuna" betekend be
schadigd, letsel, defekt en "grahita" is
zoveel als verstand, intelligentie, terwijl
"cacat" fout, lichaamsgebrek en "men
tal" geestelijk of mentaal betekenen.
De zorg voor deze categorie kinderen
en jeugdigen maakt deel uit van de
totale gehandicaptenzorg, waarvan de
voornaamste andere categorieën zijn:
De slechthorenden/doven (tuna rungu)
De slechtzienden/blinden (tuna netra)
De (zeer) moeilijk opvoedbaren/a-socia-
len (tuna laras)
In de eerste jaren na de souvereiniteits-
overdracht - In Indonesia spreekt men
liever van souvereiniteitserkenning -
was er in de gehandicaptenzorg meer
sprake van liefdadigheid. Geleidelijk aan
heeft één en ander zich steeds meer
ontwikkeld in de richting van het meer
professionele, hetgeen uiteraard niet
betekent dat liefdadigheid daarbij geen
rol speelt.
(lees verder volgende pagina)