9E van het openluchtmuseum, dat al die tijd had gesluimerd, werd nu met grote voortvarendheid door de First Lady, Ibu Tien, tot uitvoering gebracht. Zo ontstond begin jaren zeventig "Taman Miniatur Indonesia Indah", Park van mooi Indonesië in Miniatuur, ten zuiden van Jakarta. In dit reus achtige park is iedere provincie verte genwoordigd met z.g. adathuizen, die hetzij in hun geheel vanuit de eigen streek werden overgeplaatst, hetzij ter plekke nieuw geconstrueerd, leder huis is een soort volkenkundig museum in het klein, waarin allerlei bezienswaar digheden uit de eigen provincie ten toongesteld zijn. En het moet gezegd, de sfeer, die de interieurs van het merendeel van deze huizen uitstralen, doet erg authentiek aan. Daarnaast is er een groot museum gebouw in een soort van pan-lndone- sische bouwstijl, waarin diverse archi tectonische elementen tot één geheel zijn versmolten. In dit museum toont men diverse kunstuitingen, afkomstig uit alle delen van de archipel. De symbo liek, die uit dit alles spreekt is duidelijk: eenheid in verscheidenheid. Het bleef echter niet bij dit ene specta culaire voorbeeld. Bijna ongemerkt door het grote publiek werd achter de scher men doorgewerkt aan een museum structuur, die voor heel Indonesië moest gelden. Er kwam een nieuwe samen werking met Nederland tot stand als uitvloeisel van het Cultureel Accoord tussen beide landen. In dit kader is in de jaren zeventig ongelofelijk veel voor werk gedaan, waarvan de resultaten eerst nu pas zichtbaar worden. "Onhoorbaar groeit de padi", zegt men in Indonesië. Daarmee te kennen ge vend, dat alles zijn beloop heeft en geruisloos zijn voorbestemde weg volgt, tegen alle hindernissen in. Zo ergens, dan is dit gezegde wel hier van toepas sing op de ontwikkelingsgang van het museumwezen in Indonesië. Regelmatig werden nieuwe lichtingen aspirant-conservatoren naar Nederland gezonden om onder auspiciën van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden hun training af te ronden, met het accent op de praktijk van dagelijkse werkzaamheden in een museum. Deze kaders leverden de conservatoren voor de musea in Indonesië, die op hun beurt weer de training van nieuwe kaders ter hand namen. Zo zijn er bijna ongemerkt in alle provinciale hoofdsteden "rijks" musea ontstaan, door deskundig per soneel bemand. Vooral tegen het eind van de jaren tachtig, tijdens de laatste Repelita, zijn er veel musea bijgekomen. Op het ogen blik telt Indonesië, het Nationale Mu seum niet meegerekend, 25 provinciale musea. Dat is niet niks. En hoewel sommige musea nog zo nieuw zijn, dat ze nog nauwelijks functioneren, zijn er andere, die al een jarenlange staat van dienst hebben. Als we dat met de er- Adathuis uit Aceh in Taman Mini, Jakarta. barmelijke museumsituatie in Nederland vergelijken, met name die van de over eenkomstige volkenkundige musea, dan dwingt dit wel respect af! Volledigheidshalve geef ik hier de lijst van musea, zoals die nu geldt: Banda Aceh, 1 980 (D.l. Aceh); Medan, 1 982 (Sumatera Utara); Pekan Baru, 1989 (Riau); "Adhityawarman" Padang, 1 979 (Sumatera Barat); Jambi, 1 981 (Jambi); Palembang, 1 984 (Sumatera Selatan); Bandar Lampung, 1985 (Lampung); Bengkulu, 1980 (Bengkulu); Bandung, 1980 (Jawa Barat); "Ronggowarsito" Semarang, 1979 (Jawa Tengah); "So- nobudoyo" Yogyakarta, 1 935 (D.l. Yo- gyakarta); "Mpu Tantular" Surabaya, 1977 (Jawa Timur); Pontianak, 1988 (Kalimantan Barat); "Lambung Mang- kurat" Banjar Baru, 1979 (Kalimantan Selatan); Palangkaraya, 1987 (Kaliman- tan Tengah); Tenggarong, 1979 (Kali- mantan Timur); Denpasar, 1 982 (Bali); Mataram, Lombok, 1982 (Nusa Teng- gara Barat); Kupang, Timor, 1978 (Nusa TenggaraTimur); Manado, 1978 (Sulawesi Utara); Palu, 1 981 (Sulawesi Tengah); "La Galigo" Benteng Ujung Pandang, 1970 (Sulawesi Selatan); Kendari, 1978 (Sulawesi Tenggara); "Siwalima", Ambon, 1977 (Maluku); Jayapura, 1986 (Irian Jaya). Sommige jaartallen zijn wat misleidend. Zij duiden op de heropening in een nieuw of gerenoveerd gebouw, met een oude, soms vooroorlogse collectie. Dit is het geval met Palembang, Solo (waarover straks meer), Surabaya, dat een Provinciaal- en Stedelijk Museum kende, Tenggarong, dat gevestigd is in het voormalige paleis van de sultans- familie van Kutei, en het museum in Jayapura. Wat is het belang van zoveel musea voor Indonesia? Hier spelen de eerder genoemde staatsidealen een beslis sende rol. De musea zijn alle volgens dezelfde ideologie en uniforme indeling opgezet en ingericht. Ook hier weer geldt: eenheid in verscheidenheid. Men noemt deze instellingen Museum Umum, algemene musea. Niet in de eerste plaats kunstmusea dus, doch eerder voorlichtingscentra voor het volk. Steevast is één deel van de beschikbare ruimte bestemd voor de ethnische voortbrengselen van de eigen provin ciale bevolkingsgroepen. Men ziet er naast de gebruikelijke tradi tionele voorwerpen van alle dag, ook flinke huismodellen, regionale kos tuums en altijd een bruidspaar voor het bruidsbed, in vol ornaat. Het andere deel van het gebouw is gewijd aan soortgelijke categoriën, maar dan uit andere delen van Indonesië. Zo wordt tot uiting gebracht, dat iedere bevolkingsgroep wel zijn eigen identiteit heeft, doch dat ze tegelijkertijd deel uitmaakt van een veel groter Indonesisch volk, met gelijke kenmerken. Het begrip Tanah-Air, nu in de betekenis van land tegenover water, wordt ver beeld door voorwerpen en opstellingen, die te maken hebben met landbouw methoden, zoals ploegen, eggen, natte of droge rijstbouw, oogstmethoden, exportprodukten enz. En door modellen van vissersprauwen of zeilvaartuigen, vismethoden enz. De Pancasila-filosofie uit zich bijvoorbeeld in godsdienstige opvattingen en gebruiken, die aan schouwelijk worden voorgesteld. Het begrip Nusantara tenslotte, heeft te maken met het verleden van de Indo nesische voorouders. (lees verder volgende pagina) 1 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 17