DE DOERIAN (de gestekelde) door Prof. L van der Pijl Een veel omstreden object, bijna een toetssteen voor levensbeschouwingen. Men kan pro en contra zijn en elkaar daarom meer verachten dan om de kwestie jazz of muziek, Lubbers of Kok. Er zijn huwelijken fout gegaan omdat mevrouw alleen in de garage doerian mocht eten. Er zijn schrijvers, die bladzijden lang de lof van de King of fruits" gezongen hebben, en die een doerian alleen reeds een reis naar Java waard achtten, die op de brug van het schip reeds stonden te snuffelen. En alle beschrijvingen van smaak en geur schieten te kort. Steeds weer is de eerste vergelijking met room, maar de één denkt er ook bij aan uien met vanille, de ander zegt: room met hazelnoten en bananen met een vleugje knoflook. Zo kan ik doorgaan. Misschien stuurt iemand een nieuwe beschrijving. Die adoratie is geen onzin, geen waan- produkt van de beschaving. Ook de dieren delen in de heftige voorkeur. Een Amerikaan verbleef een jaar in het oerwoud van Sumatra temidden van een groep doeren-bomen en beschreef de strijd om dit vitale punt in een boek. Olifanten, tijgers, beren, orangoetans (die eigenlijk anders heten) en de echte orang-oetans, de wilde bosmensen of Koeboe's wachten met ongeduld op het rijp worden der vruchten. De Indonesiër spreektvan de heerlijke geur (wangi) en ik kan dat aanvoelen. Het is inderdaad een aardse, zinnelijke geur, weliswaar niet fris, maar ook niet schraal, juist vol en rijk. Geen wonder dat de vrucht in verbinding gebracht wordt met instincten. Het gedrag der dieren tegenover de doerian is ook geheel anders dan tegenover voedsel. Ik nam de proef opdieren inde dierentuin. Een geurende doerian gaf emotie in het apenhok. De grote, woeste orang-oetan stak verlangend de armen uit en hield de gestekelde vrucht vast omkneld. Helaas kon deze niet door de tralies en was de aap niet in staat de vrucht stuk te maken. Een uur lang zat hij met uitge strekte armen, de vrucht alsmaar om knellend en bang om haar los te laten. Een klap met een stuk hout deed de vrucht op de grond rollen, waarna een stuk er van de beloning vormde. Het wijfje mocht de afgelikte pitten bekluiven. De olifant liep snuffeld en nerveus rond. Zou hij toch ooit in zijn leven in de natuur een doerian geproefd hebben? In gevangenschap ook waarschijnlijk niet. Het publiek loopt nu eenmaal niet met doerians op zak. En toch die belang stelling! Zou het een geheimzinnige instinctieve reactie op de geur zijn? Hup, daar gaat de vrucht het hok in. Zelfs voor de machtige olifant zijn ech ter de stekels te gevaarlijk. Voorzichtig rolt het dier de vrucht heen en weer tot de punten op het beton afgesleten zijn. Daarna komt pas de klap en splijt de vrucht open. (Een jager vertelde mij later, dat deze handeling een herhaling was van de oerbos-methode. Maar daar heeft het rollen tot gevolg dat de stekels bedekt worden met een beschermende laag aarde.) De hele inhoud ging naar binnen met behulp van de slurf en werd voorzichtig en lichtsmakkend genoten. Na een poos spuwde het dierde pitten uit. Maar een poosje later werd de verleiding te grot en verdwenen de pitten weer in de muil. Nu komt de biologische kant van de zaak. Wat is het eigenlijk dat men eet? Geen vruchtvlees, want dat zijn de schillen, die men weggooit. Het eetbare deel is iets, dat Europese vruchten niet hebben, nl. een zaadrok. Op deze wijze krijgen de vruchten een hard pantser tegen onbevoegden en zijn ze toch eetbaar. De zachte zaadrok is zeer oliehoudend, ook al iets bijzonders voor vruchten. Misschien is het om deze aparte samen stelling, dat zelfs roofdieren de vruch ten eten. De advocaatvrucht is ook een olievrucht en wordt ook door roofdieren gegeten. Waarom is deze vrucht zoals ze is? Tenslotte zijn vruchten dingen van de plant en voor de plant, om het zaad te doen verspreiden. Het ontbreken van kleur wijst er op, dat vogels (oogdieren) ongewenst zijn. De geur wijst er op, dat de vrucht aan reukdieren, dus zoog dieren, wenst op te vallen. Dat de vruchten niet aan de boom rijp worden, doch bij rijpheid afvallen en pas daarna opengaan en geur versprei den, wijst er op, dat met gronddieren contact gezocht wordt. De grootte en de stevigheid, de zware bewapening, wijzen op zeer grote dieren. Tenslotte is het nodig.dat de enige cm grote pitten worden ingeslikt, wil het zaad over enige afstand verspreid worden. Dit vereist een groot keelgat. We denken dus aan olifanten als natuur lijke verspreiders en niet zo zeer aan herkauwers. Want er is nog een punt: komen de zaden wel ongeschonden te voorschijn, zodat ze kunnen ontkiemen? Zullen de geweldige kiezen van de oli fant de zachte zaden niet vermorzelen? (Zaden voor zoogdieren hebben mees tal een heel hard pantser om zich heen). We zagen reeds, dat de zaden door de dierentuin-olifant met veel zorg behan deld werden. Blijkbaar is er iets in het zaad, dat onaangenaam smaakt en het dier dwingt voorzichtig te kauwen. (Wij hebben zulke ervaring met doekoe- pitten). Om de zaak te beslissen stelde ik een mannetje met mand achter de olifant op, met de opdracht al het gevallene op te vangen. En de volgende dag kwamen de pitten keurig terug. (lees verder volgende pagina) 24

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1989 | | pagina 24