heid van eeuwen het tijdperk van kolo
niale verhouding reeds lang tot het
verleden behoorde en dat het moment
van een samengaan op voet van gelijk
heid was aangebroken, zullen op dat
punt geen overdreven verwachtingen
gewekt hebben. Bovendien: de wijze
waarop de Nederlands-Indische rege
ring kort voor het uitbreken van de
wereldoorlog in Azië zelfs op de eisen
van de gematigde nationalisten rea
geerde en het feit dat de Indonesische
bevolking, na de capitulatie van het
Nederlands-Indisch Leger, weerloos aan
de Japanse agressie was overgeleverd,
droegen al evenmin bij tot het scheppen
van een sfeer van vertrouwen in de
bedoelingen van Nederland of van een
sentiment van onderlinge verbonden
heid. Een zeker mate van zelfstandig
heid. Een zekere mate van zelfstandig-
ste bod waartoe de Nederlandse auto
riteiten geneigd waren. Voor de Indo
nesische nationalisten was dat bod
echter veel te mager.
Voorde "Angkatan Muda" de generatie
van 1945 waren "self-reliance" en
"self-determination" begrippen die
meer perspectief op een onafhankelijk
volksbestaan boden. Begrippen die heel
goed aansloten op het devies van het
Jongerencongres, dat op 20 oktober
1 928 in Djakarta gehouden was, en
waar "den eed gezworen werd", de
"Sumpah Pemuda" van Eén Vaderland,
één Natie, één Taal - Indonesië of "Satu
Tanah Air, Satu Bangsa, Satu Bahasa -
Indonesia".
De Japanse bezetting bracht voor de tot
dan toe dominante groep der Neder
landers hun totale verwijdering uit het
openbare leven, maar ook een verbod
op het gebruik van de Nederlandse taal.
Zelfs vooroorlogse straatnamen werden
vervangen. Anderzijds was de politiek
van de Japanners erop gericht de Indo
nesische bevolking zoveel mogelijk te
mobiliseren, weliswaar ten dienste van
hun eigen oorlogsinspanning, maar
toch. Militaire training en disciplinering
waren aan de orde van de dag en men
richtte zich vooral op de jongeren.
Voor de Indonesische bevolking is de
oorlogsperiode ongetwijfeld een tijd van
beproeving geweest. De levensstan
daard ging drastisch omlaag, met hon
ger en ziekten, terwijl gedwongen
tewerkstelling aan openbare en militaire
werken een zware tol aan mensenle
vens eisten. Maar in één opzicht ver
schilde de situatie met die van vóór de
oorlog: Indonesiërs en vooral jongeren,
werden en voelden zich betrokken bij
wat er om hen heen gebeurde. Voor het
eerst werd een beroep op hun mede
werking gedaan in dienst van een grootse
Aziatische zaak. Over de invloed hiervan
moet men niet gering denken. De vor
ming van de gewapende strijdgroepen,
de pemuda's, is van aanzienlijke bete
kenis geweest als de gewapende hand
van de politieke beweging. Na de
Japanse capitulatie ontstonden deze
groepen overal en de uit de internerings
kampen terugkerende Nederlanders
kregen er heel wat mee te stellen.
Ten aanzien van de politieke onafhanke
lijkheid hadden de Japanners op zijn
minst een onduidelijke houding aange
nomen, maar in mei 1 945 vond dan de
installatie plaats van het Comité ter
voorbereiding van de onafhankelijkheid,
waarvan Soekarno en Hatta de leiding
kregen. Op 1 7 juli maakte het Japanse
ministerie van buitenlandse zaken be
kend dat de tijd gekomen was om de
datum voor het uitroepen van de onaf
hankelijkheid bekend te maken. Maar
daarna ging het snel: op 7 augustus, in
het zicht van de naderende nederlaag,
proclameerde Terauchi in Saigon dat
Indonesië als onafhankelijke natie aan
de gevechten in Oost-Azië zou deel
nemen, terwijl Soekarno en Hatta een
dag later werden opgetrommeld om
Terauchi's laatste instructies aan te horen.
Teruggekeerd in Djakarta stonden Soe
karno en Hatta aan de vooravond van de
onafhankelijke Republiek. Op 1 7 augus
tus vond de geboorte plaats.
Het zogenaamde gezagsvacuüm, dat
wil zeggen de periode tussen de Japanse
overgave en de aankomst van geallieerde
militaire eenheden, droeg er toe bij de
positie van de strijdgroepen der jongeren
te versterken. Grote voorraden wapens
en munitie van Japanse makelij werden
hun in handen gespeeld of door hen
buit gemaakt. De anti-westerse en anti-
Nederlandse propaganda van de Japan
ners, in de weken daarna door de beschik
baarheid van radio en kranten verder
uitgedragen, versterkte het revolutio
naire élan der strijdgroepen nog verder.
De eerste geallieerde troepen vertoon
den zich pas op 29 september en om
vatten aanvankelijk niet meer dan één
Brits bataljon. Deze troepen hadden tot
taak de overgave der Japanners te aan
vaarden, maatregelen te nemen ten be
hoeve van de vele tienduizenden Neder
landse geïnterneerden en het handhaven
van de orde. De Britse opperbevelheb
ber van het South-East Asia Command,
Mountbatten, achtte zich door het troe
pentekort op Java voorlopig echter niet
in staat zijn opdracht uit te voeren.
Bovendien was hij op grond van infor
matie uit Java van mening dat het
bestaan van de republiek als een gege
ven aanvaard moest worden. Daarbij
komt dat ook de Britse bevelhebber op
Java, generaal Christison, tot het inzicht
gekomen was dat hij om de orde te
kunnen handhaven, het niet zonder de
medewerking en steun van de republi
keinse leiders zou kunnen stellen.
Deze gebeurtenissen droegen er uiter
aard niet toe bij de taak van Van Mook
als hoofd van de Indische regering te
verlichten. En, alsof het allemaal nog
niet erg genoeg was, gooide ook nog de
havenstaking in Australië zijn plannen
in de war, om op korte termijn Neder
landse militaire en civiele eenheden en
hulpgoederen naar Java overte brengen.
Samenvattend: het bestaan van de repu
bliek en het optreden van de revolutio
naire strijdgroepen; de geringe militaire
krachtsontplooiing van Britse zijde, ge
voegd bij de neiging om bij de uitvoering
van hun taak steun te zoeken bij de
autoriteiten van de republiek; de on
mogelijkheid om op korte termijn Neder
landse troepen en burgerlijk personeel
naar Java over te brengen, dat was de
situatie zoals die zich in de eerst maan
den na augustus '45 ontwikkeld had.
Toen Van Mook begin oktoberop Kema-
joran aankwam en onder gewapende
escorte de hoofdstad binnenreed, zag hij
"overal onvriendelijke opschriften, die
op meer of min grove wijze duidelijk
maakten, dat wij niet welkom waren".
En verder "Rood-witte vlaggen vrijwel
overal om duidelijk te maken, dat be
stuur en openbare diensten geheel in
republikeinse handen waren en daarin
door het geallieerde hoofdkwartier wer
den gelaten."
Van meet af aan bestond er een situatie
waarin herstel van de Nederlandse po
sitie afhankelijk was van de houding die
het buitenland in het conflict innam,
eerst Engeland en Australië, later ook
India, de Verenigde Staten en tenslote
Verenigde Naties en Veiligheidsraad.
Naast het internationale aspect, waar
van de betekenis niet onderschat mag
worden, is het zeker ook van belang om
te letten op de consolidatie van de
Republiek en de krachtsontplooiing van
haar strijdkrachten. Van belang is ook
hoe zich de onderlinge verhoudingen
tussen de verschillende politieke een
heden in Indonesië ontwikkelden en
vooral wat hun relatie werd tot de Repu
bliek. Wat is er terecht gekomen van de
deelstatenpolitiek, waarin het Neder
lands-Indische gouvernement zoveel
energie had gestopt?
Als derde factor dient onder ogen te
worden gezien in welke mate en op
welke termijn de grootlandbouwbedrij
ven en mijnbouwondernemingen hun
vroegere posities zouden kunnen her
winnen. Herstel van het Nederlands
gezag was ondenkbaar zonder de res
tauratie van zijn economische funda
menten. En ook op dit gebied was er
reden voor bezorgdheid. De Japanse
bezetting had tot enorme schade aan
infrastructuur en productiepotentieel
geleid; door het verlies aan mensen
levens tijdens de oorlog en het recu
peratieverlof daarna, ontbrak het aan
het noodzakelijke kader om de bedrij
vigheid weer op gang te brengen, terwijl
de toegenomen onveiligheid het econo
mische herstel al evenzeer belemmerde.
Nog belangrijker was dat vele bedrijven
op republikeins grondgebied gele
gen waren, waardoor het tot medio
1 947 zou duren - na de zogenaamde
eerste politionele actie of anders gezegd
8