geluk dat we op onze eigen boerderij werden geïnterneerd,
dat wil zeggen, de boerderij werd door de Jap geconfisceerd
en mijn vader moest het bedrijf voor de bezetter beheren.
Voor mijn broer en mijzelf betekende de oorlog eigenlijk een
permanente vakantie. Een groot deel van onze tijd brachten
we door in het bos waaraan de boerderij grensde.
De echt moeilijke tijd brak voor ons pas aan na de capituatie
van Japan en de daarop volgende vrijheidsstrijd van Indonesië.
Hierbij raakten we al onze bezittigen kwijt, maar door een
reeks van toevalligheden brachten we het er wel levend van
af.
In 1 947 verhuisden we naar Bandung in West Java, waar ik
me, na 3Yi jaar lagere school en 5V4 schoolloze jaren, meldde
bij het roemruchte Christelijk Lyceum. De rector was niemand
minder dan Prof. van der Pijl. Hij zei: "Je mag het een jaartje
probreren en als je niet mee kunt komen ga je er af." Dat
gebeurde gelukkig niet en toen ik me 5 jaar later met het
HBS-B diploma op zak inschreef op de universiteit van
Indonesië, kwam ik opnieuw Prof. van der Pijl tegen. Nu was
ik helemaal niet van plan biologie te gaan studeren, maar
medicijnen. Dat kon in Bandung niet, dus vroeg ik Van der Pijl
wat ik het beste kon doen als ik t.z.t. verder wilde gaan in de
medicijnen, in Nederland of in Jakarta. Hij adviseerde me
biologie te nemen, maar voegde eraan toe, dat als ik toch niet
van plan was er verder in te gaan, ik beter meteen kon
opstappen. Dat dit niet is gebeurd is te danken aan de
boeiende colleges van Prof. van der Pijl. Er is geen enkel
bewijs dat het iets te maken had met het feit dat ik de enige
mannelijke student was temidden van een dozijn vrouwelijke.
Evenmin zijn zij verantwoordelijk voor het feit dat ik A/z jaar
nodig had voor mijn candidaats; dit kwam door intensief
studentenleven en fanatieke sportbeoefening, waar ik al op
de middelbare school aan verslaafd was geraakt. In tegen
stelling tot wat Prof. Kalkman steeds beweert over sport, ben
ik ervan overtuigd dat mijn slechte gezondheid zich niet heeft
kunnen manifesteren dank zij intensieve sportbeoefening en
een hartgrondige afkeer van roken.
In 1 958 vertrokken we naar Nederland. Er was sprake van
dat mijn candidaats niet zou worden erkend. De dag na
aankomst spoedde ik me naar de Rijksuniversiteit Leiden. De
eerste hoogleraar die ik tegenkwam was verbaasd dat ik geen
uitgeteerd scharminkel was en ook goed Nederlands sprak.
Hij was wel tevreden over mijn kennis op zijn vakgebied. De
volgende hoogleraar trakteerde me ter plaatse op een 2 uur
durend tentamen, waarbij hij me door het hele plantenrijk
EXPEDITIELEVEN
Mijn contacten met deze merkwaardige instelling dateren
van september 1966. Max deed geheimzinnige dingen met
verspreidingskaarten. Er deden fluisterend geruchten de
ronde dat hij evenveel Maleise bloemplanten zou kunnen
herkennen als Prof. van Steenis en Dr. Bakhuizen, dat
mocht van de ongeschreven hiërarchische wetten beslist
niet gezegd worden.
Max heeft altijd een vooraanstaande positie ingenomen in
het heilige Tropische expeditie gebeuren. Hollend werden
de voorbereidingen getroffen, dan volgen maanden van
ontberingen in de wildernis, klauwend door regenbuien,
door beschimmelde verrekijkers bloemen ontdekken in 60
m hoge woudreuzen, in Tahiti loodrechte wanden afzakken,
patjets, palmkevermaden gebakken in eigen vetdat was
het echte expeditieleven.
Wat het herbarium leven voor Max draagbaar maakt is het
voordetermineren, liefst in groepsverband; daarbij kwam al
gauw aan het licht dat het gefluisterde gerucht van 23 jaar
geleden meer dan waar bleek te zijn. Ik weet het, je houdt
niet van opsnijden, maar het moet maar eens hardop
gezegd worden; bij deze.
Dr. R. GEESINK, hoofd Tropische groep
KATAPULT
Onder de stafleden van de Tropische groep ben je de meest
tropische. Je naam wordt regelmatig genoemd in Indonesië,
Malaysia en andere landen. Dit heeft niet alleen te maken
met je afkomst maar in hoge mate met je deskundigheid. Je
hebt de grootste kennis van de tropisch-aziatische planten
wereld. Daardoor ben je behoorlijk gewild in binnen- en
buitenland en eigenlijk onmisbaar.
Je hebt nog een andere eigenaardigheid: je houdt van
etenook daarin ben je fanatieker en onderlegder dan je
collega 's.
Je bent meer dan plantenkenner en sambal liefhebber, je
bent vooral plantengeograaf, gewetensvol begeleider van
studenten en bekwaam met de katapult, zoals het een
Indische jongen betaamt, al gebruik je die bekwaamheid
niet meer voor het neerschieten van vogels maar voor het
neerhalen van takken.
Prof. Dr. C. KALKMAN, Directeur Rijksherbarium
sleurde. Ook hij toonde zich na afloop tevreden.De ouderen
onder u hebben natuurlijk Prof. Lam herkend. De derde
hoogleraar gaf me meteen een doctoraalonderwerp van een
jaar en schold me drie dagen later de huid vol omdat ik de
opdracht niet helemaal begrepen had. Overigens, dezelfde
hoogleraar bezorgde me, toen ik 3 jaar later afstudeerde, een
baan op het Rijksherbarium, ledereen heeft natuurlijk door
dat dit Prof. van Steenis betreft. Mijn candidaats heb ik
gelukkig niet over hoeven doen.
Mijn vrouw heb ik in Nederland leren kennen, hoewel ik een
paar maal haar huis in Bogor heb gepasseerd. Ik ontmoette
Helga voor de eerste maal op de badmintonbaan. Hoewel ik
kans zag, bij de allereerste keer dat wij samenspeelden, haar
lip te splijten met mijn racket, heeft ze toch gemeend met mij
te moeten trouwen.
Er wordt me wel eens gevraagd hoe wij de overgang van het
leven in de tropen naar dat in Nederland ervaren. Dat doet me
denken aan de Haagse Juf die een kersvers aangekomen
Indisch jongetje vroeg eens een typisch verschil te noemen
tussen Indië en Nederland. Zegt het jongetje: 'As in Chollan,
chuisje, chuisje, chuisje, chuisje, door maarchuisje, as bij ons
chuisje, wah even wah even, chuisje, wah even wah even,
chuisje." De strekking van dit ware verhaal is duidelijk. We
zijn gewend aan vrijheid, maar ondanks een grote mate van
ruimtelijke vrijheid, waren er heel strakke regels, vooral wat
betreft de omgang. Bij alle vrijheid die ik bijvoorbeeld op de
boerderij genoot, leerde ik de grenzen wel kennen. Als ik
weer eens een van mijn talrijke streken had uitgehaald mocht
ik kiezen tussen zweep, karwats en rotan, behalve in spoed
eisende gevallen, wanneer ik met een gewone draai om de
oren tot de orde werd geroepen. Overigens, als u ooit de keus
moet maken, neem de rotan! Er waren dus duidelijke
grenzen, ongeschreven regels en het ontbreken (of beter het
niet respecteren) er van in vooral het alledaagse menselijke
verkeer is iets waar ik nooit aan zal wennen. Overigens geloof
ik dat we ons redelijk en zonder veel moeite hebben aangepast.
Ik voel me, althans op het Herbarium, volledig geaccepteerd.
U neemt mij zoals ik ben en daarvoor dank ik u allen zeer.
Als u mij nu vraagt: "noem eens een typisch Indische
hebbelijkheid", dan zou ik zeggen: "Als Indo's niet aan het
eten zijn staan ze in de keuken en anders praten ze overeten."
Ik moet bekennen dat deze ideosyncrasie ook mij niet
vreemd is. Vandaar dat er zo dadelijk een eenvoudige
rijsttafel wordt geserveerd. Degenen die zich daar niet voor
hebben opgegeven, die geen rijst lusten of om andere
redenen weg moeten, kunnen natuurlijk een drankje nemen.
Het is geen stijlvol diner, maar een primitieve hap die meer bij
mij past.
Ik dank, mede namens Helga en Richard, allen die op
enigerlei wijze hebben bijgedragen aan de organisatie van
deze bijeenkomst, en u allen voor uw aanwezigheid hier en
voor straks: slamat makan!
11