EEN FRISSE WIND DOOR DE
REIZEN IN HET VERRE OOSTEN
Met de bus
reizen
VRAAG DE GRATIS KLEURENBROCHURE AAN BIJ:
Laan van Meerdervoort 610 - 2563 BN Den Haag
Telefoon 070 - 3468950,3468951, 3630553
Telefax 070 - 3630552 - Telex 32743 holwe nl
Voorzichtig schuifelde hij over het
gladde ijs, een jongetje van een jaar of
twee over zijn schouder. Een Ataka-
winterjas, minstens anderhalve maat te
groot, slobberde om zijn lijf. Zijn vrouw
liep met een meisje van vier jaar naast
hem, of ze gleed, want het was winter
1957. De plaats van dit tafereel was
station Utrecht.
Tussen manen vrouw ontwikkelde zich
een dialoog zoals alleen tussen Indo's
plaats kan vinden en die ook alleen door
hen begrepen kan worden. "Waar....?"
vroeg de man. "Daar....!" antwoordde
de vrouw. "Nog ver dong?" "Nê-ngê"
was wat zijn wederhelft zei. Het zou een
tienduizend gulden vraag kunnen zijn
bij een quiz, maar het onderwerp was
gewoon de halte van de streekbus! En
zij gingen verder, een doorsnee Indisch
gezinnetje, de te lange mouwen steeds
opstropend. Hij verplaatste zijn zoontje
naar de andere schouder. Ondanks de
pijn aan zijn oren, handen en voeten
vanwege de vrieskou moest hij ineens
grinniken om het relaas van zijn broer,
die als korporaal zonder vooruitzichten
op de Zuiderkruis met zijn compie naar
Holland was gekomen. Aan boord vroeg
de kok: "En korporaal, wat mag het
wezen?" Hij bedoelde de uitsmijter. De
broer piekerde zich suf hoe dat toch
heette, zo'n telor tjeplok. Nou ja, toen
kwam het cruciale woord: "Geef maar
brood met koeie-oog, twee eieren,koeie-
oog!" lah, si Pongki (hij heette Paul),
vandaar dat hij nooit kapitein werd. Zijn
broer antwoordde dat hij wel wist dat
het spiegelei moest zijn, maar op dat
ogenblik was hij die naam kwijt en dan,
in Jakarta je seg toh nooit spiegelei,
maar mata sapi!
Zij kwamen bij het busstation en stap
ten in de bus naar Uithoorn, waar zij
woonden. De bus was propvol toen die
in Uithoorn aankwam. Daar moesten zij
nog een halte verder.
In het dorp stapten een dame en haar
dochter in. Er was nog net een plaatsje
vrij achter de Indischman. De dame
nam haar bril af, wreef de beslagen
glazen schoon en fluisterde tegen haar
dochter: "Zodra die zwarte weg is,
moet je mij waarschuwen hoor!" De
Indo hoorde dat en kon zijn oren haast
niet geloven. Hij keek links en rechts
achterom. Er was geen zwarte dan hij in
de bus. Ze reden verder en weer hoorde
hij die vrouw tegen haar dochter zeg
gen: "Let nu goed op, zodra die zwarte
weg is, moet je me het direkt zeggen,
hoor!" De Indo drukte op de bel en
hoorde voor de derde keer zeggen:
"Hierna is de zwarte weg hè?" De man
kon haast niet uit zijn woorden komen
toen hij met rollende ogen vroeg:
"Heeft u het over mij mevrouw
Woedend was hij, maar daar hij bij de
halte moest zijn en andere passagiers
ook moesten uitstappen, ging hij kokend
van woede, verwensingen mompelend,
ook de bus uit. Op weg naar huis vroeg
zijn vrouw waarom haar man zo boos
keek. "Masa, bola-balik die k....re wijf
zegt, zodra die zwarte weg is moet haar
dochter waarschuwen en in de bus ister
geen zwarte alleen ik
Zijn vrouw dacht na. Ze was een jaar
langer in Holland. Opeens begon ze te
lachen, neen te schateren, tot bijna
gestikt. "Je zegt wel datje broer zo dom
is, maar jij bent nog stommer. Die
mevrouw bedoelde niet jou, maar twee
haltes verder, een halte vóór Aalsmeer,
heet die weg DE ZWARTE WEG I"
Asta firulah, dacht die Indischman, ge
lukkig geen man, anders di lel door
hem Door-maar-door kok zodra die
zwarte weg is "Pong, zei hij tegen
zich zelf, "één-één, jij jouw koeie-oog,
ik, de zwarte weg, Hollands zo mulek
P. J. SLEURINK
O
O
18