DINIHARI TRAVEL O pen kleine grijze apen langs de weg zaten, die er vandoor gingen als wij stopten. De nadering van Moga was in de lucht al gauw merkbaar, het werd heerlijk koel en je zag van lieverlee de paggers verschijnen met hun mooie gele Alamandabloemen en de vele, uit keien samengestelde muurtjes die aan gaven dat je in bergstreken kwam. Wie het eerste in Moga aangeland was, klampte de djaga van het zwembad aan om het bad alvast leeg te laten lopen. Dit was vlak boven een bron gebouwd, dus in vrij korte tijd was het weer helemaal vol gelopen. De namen van de andere families waren: familie v.d. Kaa, met dochter I neke en zoon Pietje, de heer en mevrouw Moreux, de heer en mevrouw Vermeer (Jan en Ella). Eten deden wij in de tuin voor het zwembad op het gras onder de bomen aan een hele lange tafel en de maaltijd werd verzorgd door de pasanggrahan die aan de overkant van de weg lag. Ik hoef niet te vertellen hoe wij genoten van de koele berglucht na de hitte van Tegal, maar als we 's avonds tegen zevenen moe, maar voldaan weer thuis kwamen, voelde je al gauw dat de berglucht ijler was dan "beneden", want je huid begon meer en meer te gloeien en de volgende dag was het nog erger. Maar we hadden het er voor over; het hoorde er nu eenmaal bij! Aan de Gajamstraat bevond zich een autohandel van de heer Moné. Hij ver telde dat hij vlieglessen nam en op een goede dag kwam hij in de zaak en zei: "Bergsma, ik heb het breveten hebzo'n vliegtuigje gekocht. En jij moet ook een keer mee de lucht in natuurlijk!" Waarop mijn vader zei: "Mij niet gezien, want ik heb altijd het vaste voorgevoel gehad, dat ik subiet met het hele geval omlaag..." (na de internering werd hij nota bene per vliegtuig geëvacueerd en er ge beurde niets!) Heel Tegal liep uit en natuurlijk gingen mijn moeder en wij er ook heen. Het was me een evenement! En gevlogen hebben we natuurlijk alle drie (om de beurt want het was maar een klein vliegtuig, geschikt voor drie personen). Moné vloog laag over onze zaak en mijn vader was naar buiten gelopen om te kijken. Wacht, dacht ik, ik zwaai een keer. Maar mijn arm schoot met een vaart achteruit (het was een open vlieg tuig) en ik was niet bedacht op de enorme windkracht. Op een dag kwam er een dame in de zaak; ze kwam met het voorstel om ons beiden mee te laten gaan met de Tegal ploeg naar de vakantiekolonie te Salatiga, dan kwamen wij tenminste ook eens gedurende langere tijd in de koelte. Eerst hielden mijn ouders de boot af, maar na lang aanhouden won zij het pleit. De verhalen waren zo aanlokkelijk dat zij ons dit pleziertje niet wilden ont houden. De volgende zondag sloot mijn vader de zaak om mij persoonlijk weg te brengen. Kon hij meteen eens poolshoogte nemen. Ik was nog nooit van huis ge weest, dus toen puntje bij paaltje kwam en het tot mij doordrong dat mijn vader zou vertrekken, moet ik werkelijk een stampei van jewelste gemaakt hebben. Het moet dus wel met een bezwaard gemoed geweest zijn dat mijn vader afscheid van ons nam. Ik had veel last van heimwee, vond het daar ook niet plezierig. Elke week moest ieder kind een brief naar huis schrijven, maar die werd gecensureerd en als je ook maar iets negatiefs schreef, kwam de direktrice persoonlijk om je een repri mande te geven en moest de brief overgeschreven in positievere stijl. Na een week werd ik ziek en verhuisde naar een soort rusthuis dat elders in Salatiga lag. Het opperhoofd hiervan heette zuster Nagtegaal, een strenge figuur. Het was een grote villa gelegen in een ruime tuin. Wij sliepen er met ons achten (diverse leeftijden) in één kamer onder klamboes, en kregen voor de nacht een deken, die je daar echt wel nodig had. Inmiddels was ook mijn zusje ziek gear riveerd, maar zij was er erger aan toe. Nota bene wij die nooit ziek waren! De vakantie was voorbij en iedereen ging naar huis, behalve de zieken en herstellenden. Mijn moeder, die nooit bericht had ontvangen over ons ziekzijn, stond ons tevergeefs op het station van Tegal op te wachten. Geen der bege leidsters kon uitsluitsel over ons geven, tot enkele haar bekende kinderen haar vertelden: "O, mevrouw, die zijn nog in het rust huis, ze zijn nog ziek!" Stel de verbijstering van mijn ouders voor! Mijn vader vertrok de volgende dag spoorslags naar Salatiga, gewapend met een stel dekens. Na een hevige woordenstrijd met opperhoofd zuster Nagtegaal heeft hij ons beiden letterlijk in een taxi ontvoerd naar het station in Semarang. Enige namen die ik mij nog uit Tegal herinner: familie Kruisboom en Bijnon. Eén van deze families had een varkens fokkerij waar mijn zusje en ik alles behalve happig op waren mee naar toe te gaan, maar, we moesten mee. Zelden is mij iets meer mee gevallen: brand schone stallen en dieren, niets geen knijper-op-de-neuzen-werk en de dieren: alsof ze juist allen schoongeschrobd waren en de biggetjes waren als marse pein, zo rozig! De andere familie bezat een heerlijk oud-Indisch huis met heel veel scha- duwbomen en veel witgekalkte bloem potten-op-poten in tuin en voorgalerij. Wel herinner ik mij dat het zulke schat ten van mensen waren. Verder herinner ik me nog de vrouw, die altijd haar roedjak zat te verkopen, en die haar stalletje had tegen het klêntèng- Individueel reizen door Indonesië? - met eigen vervoer en chauffeur - verzorging akkomodatie Vraag vrijblijvend offerte. Voor inlichtingen 02526 - 7 21 46 hek; bibik Djalioet was haar naam. Hoewel wij van mijn vader nooit iets van de straat mochten kopen of eten, vond mijn moeder dat je een uitzondering moest maken voor die adressen waar onze bedienden altijd kochten. Verderwoonde inTegal nogde vrouwe lijke tandarts Muiderman, van wie me gekgenoeg alleen haartalrijke sproeten zijn bijgebleven en haar verre van schone witte jasschorten. Liep je de hoofdstraat af richting zee en sloeg je rechts af, dan lag aan je rechterhand de apotheek van Boelman, met aan de overkant het politiebureau. Schuin daar weer tegen over lag het grote witte residentiekan toor. Ik herinner mij ook dat wij wel eens met mijn moeder meegingen als zij naar de slagerij Van Schiphorst ging, gelegen in Tegal-Noord. Ook de auto van de familie Godee Molsbergen is me bij gebleven (met linnen kap, de toeter zat buiten aan de zijkant). Onvergetelijk was elk jaar de laatste schooldag. Natuurlijk eerst de span nende rapportuitreiking met bijbeho rende vermaningen. Daarna meestal voorlezen, gevolgd dooreen vrolijk over en weer gepraat van de toch al rumoe rige klas met de leerkracht. En dan.... als klap op de vuurpijl de vraag naar de bekende weg (het was immers gewoon traditie!): "Wat gaan we nou doen?!" En dan de hele klas zo hard als maar kon (alles mocht immers in dat laatste uur!): "ZINGEN!!!" En al die jaren was hét sluitstuk van het jaar het schone lied: Hoezee, de dag is aangebroken. Reeds weken lang door ons verwacht! Steeds heb ik 's nachts geen oog geloken Als ik aan dit feest maar dacht! (bis) 't is feest, ja, 't is feest (bis) 't is VAKANTIE KINDERFEEST!!! Dit allemaal begeleid door keihard ge stamp op de vloer, en getrommel en getimmer op de banken, eventueel met linealen en verder slagwerk. Schitterend! Ook al ging je helemaal nooit met vakantie: het was en bleef geweldig! 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 9