POIKRIÉ'S
PERIKELEN
Bedonderd
Wanneer je al de hele avond over nau
welijks begaanbare paden hebt ge
sjouwd en jezelf tot een van de zieligste
martelaren begint te rekenen, is er
weinig voor nodig om in een totale
mental-breakdown te vallen. Zeker als
het pad waarover je strompelt plotseling
in een onoverzichtelijke rotzooi eindigt
en je voor een unheimisch ogend
moeras komt te staan. Zo'n moeras,
waarvan de lage begroeiing, die je bij
het flakkerende vlammetje van een
karetfakkel meent te zien, in feite de
toppen van de voor driekwart onder
water staande bomen blijkt te zijn. Als je
op zo'n kritiek moment nog bij volle
verstand bent, draai je je om en meld je
ziek, of probeert tenminste een onder
houd onder vier ogen te versieren met
de Geestelijke Raadsman van Dienst
van de gezindte waarmee je ouders je
hebben opgescheept, maar dat moeras
ga je onder geen beding in, al staat de
hele legerleiding om je heen te dansen.
Tenzij - en dat maakt een heleboel
verschil uit - je voorgegaan wordt door
een betrouwbare gids, die precies weet
waar zich de boombrug bevindt. De
boombrug, dat wonderbaarlijke eind
product van weldoordacht doordenken
en improviserend knutselen, waarmee
de veelal ongeletterde Sumatraan uit de
binnenlanden het jaarlijks weerkerende
bandjirprobleem tot een gootsteen-
overstrominkje weet te reduceren.
Simpel van opzet en uitvoering, milieu
vriendelijk, in een handomdraai te ver
lengen, verkorten, verplaatsen, uit te
breiden of af te breken, doet de eerste
confrontatie met dit luchtige kunstwerk
onmiddellijk de vraag rijzen, waarom
men ooit zoveel geld en moeite heeft
besteed aan de bouw van de vijf miljoen
kilogram wegende tweede van Brienen-
oordbrug.
Ga maar na: Een wirwar van onduidelijk
groen, een abnormaal sterk wisselend
waterpeil, geen geld om aan duur
bouwmateriaal te komen en tóch bouwt
die eenvoudige binnenlander in zijn
dooie eentje een hoogwater-overschrij
dingsmiddel, dat hem zelfs bij de grofste
wateroverlast op de ladang kan bren
gen. En terug. Ónmogelijk, zou je zeg
gen, maar die nuchtere, van en mét de
natuur levende bruggenbouwer draait
er zijn hand niet voor om. Die gaat in de
droge moesson met zijn parang en een
bosje touwtjes op stap naar de meest
gunstige doorsteek van het moeras. Is
hij daar gearriveerd, dan volgt hij die,
kapt links en rechts wat stevige, rechte
takken, ontdoet ze van de zijtakjes en
bindt ze op veilige hoogten horizontaal
aan de bomen naast de doorsteek.
Aldus doende zijn weg van boom tot
boom vervolgend, verkrijgt hij een ver
hoogde nood-loopbrug, die hem later,
in de natte moesson, goede diensten
zal kunnen bewijzen.
Oké, hij zal daarbij niet altijd droge
voeten kunnen houden en Allah vaak
genoeg om wat meer (voet)steun moe
ten verzoeken, maar ook nooit zulke
zwaarwegende beloften hoeven doen
als Mozes, toen die met zijn kudde door
de Rode Zee wilde. Daar mag je wel
even voor in de houding gaan staan en
dat deden wij dan ook, toen wij voor het
eerst van ons leven voor een boombrug
kwamen te staan. Nat, moe en woedend
op het lot, dat ons had aangewezen om
de doerak op te halen, die de bewoners
van Babat-Banjoeasin onnoemelijk veel
overlast bezorgde en zich voor zijn
eigen veiligheid op een ladang achter
dat moeras in een schuilpondok ophield.
De Keria had ons een gids bezorgd, die
ter plaatse goed bekend was en de
precieze ligging van de boombrug wist.
Het was een tamelijk oud vrouwtje, dat
niet helemaal goed bij haar hoofd was
en aan een stuk door kakelde. Wij
waren daar niet zo erg verguld mee,
maar daar zij door haar jarenlange
krankzinnige dwaaltochten door de
omgeving elk weggetje en paadje kende
en in de hele doesoen geen manskerel
te vinden was, die genegen was om in
de buurt van de doerak te komen, moes
ten wij het er wel mee doen.
Tegen alle bange verwachtingen in
kweet het vrouwtje zich uitstekend van
haar taak. Ze moest wel herhaaldelijk
gesommeerd worden haar gekakel te
staken, maar ze bracht ons toch feilloos
naar de boombrug en leidde ons veilig
naar de droge overzij, alwaar een korte
rust werd gehouden. Dat was echt wel
nodig, omdat iedereen zowat aan het
eind van zijn Latijn was.
Onderweg, op de enkelstakige boom
brug, had het smerige modderwater
ons tijdens de minstens drie uur
durende overtocht vaak letterlijk tot aan
de lippen gestaan, wat vooral voor de
kleineren een Spaansbenauwde aange
legenheid was. De karetfakkel ging een
paar keren uit en vlak voor het bereiken
van de vaste wal vond een forse water
slang het nodig om, vanuit tegenover
gestelde richting komend, tussen alle
trillende benen door te moeten zwem
men. Voeg daarbij het verbod van onze
commandant om ook maar één kik te
geven en het zal duideljk zijn, dat die
korte rust broodnodig was.
Tegen ochtendgloren kwamen wij op
de bewuste ladang aan. Het schuilpon-
dokje werd omsingeld en de in een
diepe slaap liggende doerak na een
korte stormloop van zijn baleh-baleh
gelicht. Zijn naast hem liggende min
nares mocht blijven liggen waar zij lag,
want die had bij ons weten niets mis
daan. Liefde is blind en als een vrouw
voor een doerak kiest, kan men haar
daarop niet veroordelen. Bovendien is
één vrouw bij de troep al meer dan
genoeg.
De terugweg, waar wij door die boom
brug erg tegenop zagen, bleek mee te
vallen. Dat kwam, doordat wij hem niet
hoefden te nemen. Onze weer volop
kakelende gids wendde zich namelijk
tot onze commandant en stelde voor,
om het pad te nemen, dat vanaf de
schuilpondok in een heel andere richting
liep. Djam-karet hooguit drie uren lopen.
En droog, omdat het pad over een
lange, smalle heuvelrug leidde, die net
boven het moeras uitstak. Tot onze
verbazing lag dat pad slechts een goeie
honderd meter bezijden de boombrug
en wist het vrouwtje hem zonder man
keren te vinden. Op zo'n moment staat
je verstand stil, maar vanwege het pret
tige alternatief begin je dan natuurlijk
wel met meer plezier te lopen. Het
mensje bleek gelijk te hebben. Na on
geveer drie uren lopen waren we weer
thuis.
Toen restte ons alleen nog maar de
vraag, waarom onze gids ons en zich
zelf over die boombrug had gejaagd.
Een vreemde zaak. Misschien was ze zó
trots op dat unieke bouwsel, dat ze hem
ons persé wilde laten zien en uitprobe
ren. Of misschien was ze nog gekker
(lees verder volgende pagina)
14