De zijkant van het huis van de Van der Veers. Er waren kleine woningen (A, B, C bosketen) al naar gelang de functie van de employee. Uitbreiding van het gezin? Een kamertje was zo bijgebouwd. Erna van der Veer op het bruggetje achter de "Yard". Verderop waren woningen voor het inheems personeel en nog een eind verder een Madoerees dorp voor contractanten. "En je hebt ja gezegd?" "Als ik bij Bruynzeel werk, krijgen we een huis," zei Tjalie, "ik vind dat we dat voor jou moeten doen." "Vind je het erg?" "Neen, helemaal niet, tijd zat om nog te schrijven en bovendien lijkt het me wel goed weer wat meer inkomsten te heb ben." Dus werd Tjalie onderwijzer op de Bruyn- zeelschool en verhuisden we meteen naar een geweldig mooie boskeet van een employee die terug was naar Neder land. Drie slaapkamers, een huiskamer, een keuken, een badkamer. En géén lekkend dak! En electrisch licht. En meubels! Voor de mensen in het dorp de gewoonste zaak van de wereld, wij verhuisden naar een paleis. Ons leven werd anders. Makkelijker, ruimer. Tjalie organiseerde meteen een leestrommel via een relatie met een boekhandel in Djakarta, en we begon nen met een band. Gitaar, bas, piano en zang. De soos werd nu ook toegankelijk voor gezelligheid op z'n Indisch. Met lekkere hapjes en dansen en de Hollan ders vonden het minstens even leuk. Mevr. van den Berg, echtgenote van een van de employees was in Nederland vroedvrouw geweest. Dat gaf haar de gelegenheid en aan Bruynzeel het voor deel haar kennis en kunde in dienst te stellen van de gemeenschap. Boften de vrouwen even! Ze had een keurig up- to-date kraamkliniekje ingericht naast haar woonhuis en wie daar binnenkwam werd op z'n Hollands vertroeteld. Een kopje thee met koekje, een makkelijke stoel en een stapel Libelles. Daar kon je "in verwachting" blijven wachten tot het grote ogenblik daar was. En al was de dokter meestal in geen velden of wegen te zien omdat hij heel ver weg aan het tennissen was, de dames voel den zich op hun gemak. De dokter van Sampit was een hele vrolijke en hij had een nog vrolijker vrouw, maar daar wil ik het niet over hebben. Op aandringen van Tjalie moest ik me toch laten onderzoeken. I k voelde er niets voor, maar voor de goede gang van zaken deed ik het toch maar. "Wanneer verwacht u de baby?", vroeg de dokter. "Over drie maanden en 11 dagen", zei ik. Ik had het precies uitgerekend aan de hand van een boek dat ik gelezen had en gerekend naar de aanvallen van heim wee die ik kreeg. Eerlijk gezegd dacht ik dat het de taak van de dokter was om uit te rekenen wanneer de geboorte zou plaatsvinden. Hij vroeg wat en ging een kwartier staan rekenen. "Over vier maanden, met een speling van een dag of 3, zal het zover zijn", zei hij resoluut. Er kwam een kinderbedje en een com mode met knellende laden (vanwege het vochtige hout). Het liep zo tegen de tijd van mijn uitgerekende datum, maar die vergat ik maar bewust op dokters advies. Mevrouw Kariadie kwam op bezoek. Haar man was Inspecteur van Politie in Sampit. De Kariadies rekenden we tot onze beste vrienden, een buiten gewoon beschaafd, hartelijk stel men sen. Tjalie kon uren met hem praten en is ook vaak met hem mee geweest de bush in. Mevrouw Kariadie kwam me frikadel djagoeng brengen, een tractatie, dja- goeng was zo zelden te krijgen. Ze keek me aandachtig aan. "Het gebeurt al gauw ja?" "Nog een maand", zei ik. Ze hield mijn gezicht tussen beide handen en keek diep in mijn ogen. "Vandaag, lieve meid, vandaag gaat het gebeuren." "Hoe weet u dat?" "Ik zie het aan je pupillen." ik pakte een koffertje en trof wat vage maatregelen. En terwijl ik zo bezig was kwam plotseling haarscherp de herin nering aan de ochtend, ruim 3 jaar geleden. Politionele actie, Kediri. Er werd hevig gevuurd, iedereen die zich op straat bevond ging in dekking bij het dichtst bijzijnde huis. Op de stoep van ons RVD-kantoor zat een oude Chinese waarzegger, u weet wel zo een met een vogeltje dat door een kaart te trekken je toekomst kan voorspellen. Hij wenkte me, zou me de toekomst zeggen. Toen ik weigerde drong hij aan: "Het kost u niets, u bent zo vriendelijk mij thee te geven, ik wil u vertellen wat de toekomst u zal brengen." Het vogeltje tripte over de rij kaartjes, pikte er een stuk of wat uit. Toen zei die man iets wat ik me nu ineens herinner de. "U zult een zoon krijgen vóór uw 31 ste jaar. Het zal een goede zoon voor u zijn. Als die zoon na uw 31ste jaar geboren wordt, zal het een moeilijke jongen worden." Die voorspelling liet ik toen voor wat die waard was. Diezelfde middag na het bezoek van mevrouw Kariadie ging ik naar zuster Van den Berg. Het was zo ver. De dokter was gaan tennissen, maar kwam net op tijd om de laatste aanwijzingen te geven. "Een zoon, u hebt een zoon", zei hij. "Dat wist ik", knikte ik. Zuster van den Berg nam het kleine bundeltje mens mee naar de commode om het te wassen. Wat een mager wurmpje dacht ik en wat een groot wit hoofd. Misschien had ik niet moeten kijken, want in een fractie van een seconde gebeurde het: het bundeltje glipte tussen haar handen weg en viel in de openstaande onderste lade van de commode. Bliksemsnel had ze de zoon die tussen de moltondekentjes was gevallen weer beet. Schichtig keek ze mijn richting uit, had ik het gezien? Ik sloot mijn ogen alsof ik niets gezien had. Mijn hart klopte in mijn keel, neen in mijn hele lichaam. En dat hart bad voor de eerste keer: "Lieve Heer, bedankt voor de zoon. En ook bedankt voor die open la!" Het was 6 december. Morgen was ik jarig. (slot volgt) 1 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 17