Het Spoor Displaced Een treurwilg in zijn wintertooi Zo koud, zo ijzig en zo mooi Een bruine brug boven donker ijs Daaronder diepten, zwart en grijs Een tintelende zon aan een blauwe lucht In de vroege morgen, geen enkel gerucht. Maar zij is des nachts hier voorbij gekomen Een metgezellin uit mijn bange dromen. Ik zag het gebeuren in mijn droom Een schrijdend fantoom bij de witte boom En ten teken dat zij daar werkelijk was Een duidelijk spoor in beijzeld gras Een spoor dat eensklaps een einde vond Bij verblekende maan in de morgenstond. Zij is hier vannacht voorbij gedreven Op zoek naar mijn hart, op zoek in mijn leven. En nu in de morgen, geen enkel gerucht Een vriendelijke zon aan een blauwe lucht Daar vlak bij de boom, het eind van een spoor Dat plotseling zich in het niets verloor Of lijkt dat maar zo en is het bedrog En zijn het mijn eigen schreden toch Er blijven geheimen om niet te doorgronden De stille getuigen, aan tijd gebonden. Zij sloeg mij daarheen een tijdelijke brug En ik ging op weg, maar keerde weer terug. BU DE VOORPLAAT (Foto: archief I.W.I.) Bij deze voorplaat zou ik een opgewekt stukje willen schrijven. Zo van dat het toch aardig is dat water waarin je kunt zwemmen, waarop je kunt varen, waarin je kunt vissen in de winter ijs kan worden en dat daardoor ijspret mogelijk wordt. Kinderen en volwassenen met dikke truien, sjaals en bonte mutsen zorgen voor Anton Pieck-achtige tafere len en dat is toch eens wat anders dan dofgesjok. Maar ja, die Indo wil niet erg meewerken. Nu zou ik hem kunnen negeren, maar de vraag die hij zichzelf zichtbaar stelt, is belangrijker dan het wat rondzwieren op ijs dat toch weer water wordt. "Wat doe ik hier eigenlijk" is zijn vraag. Een vraag die door je ziel snijdt, niet alleen nu, maar met grote regelmaat. There's something wrong met de voorplaat. It hurts. En de pijn is niet de man, niet het ijs, niet de mensen, maar de onmogelijkheid - hoe je het ook probeert, hoezeer je het ook zou willen - om je over te geven en deel te nemen. Altijd isdaarhet "tothieren niet verder." En het "hier" is niet zelden de drempel van je huis. Als je er al overheen bent gegaan, kom je er vroeg of laat weer achter te staan. Want toen je wilde deelnemen, en misschien ook wel deel nam, was daar opeens de vraag "wat doe ik hier eigenlijk?" Maar wat dan? Hoe dan? Ben je anno 1 990 als Indo in Nederland wereld vreemd, mensenschuw, gedoemd tot isolement? Zit je met haat, wrok? Ach, wat een vragen zijn dat allemaal. Zo overdreven en het klinkt of er iets heel schrijnends aan de hand is. Inderdaad, het valt best mee allemaal. Meer nog: er is geen donder aan de hand. Een Indo is ook een mens en zoals elk mens moet hij ook gewoon proberen er het beste van te maken. En als we rondkijken, lijkt het hem toch ook aardig te lukken. Nu zit het leven zo in elkaar dat je zélf wat moet doen als je behoefte hebt aan méér dan huis, tuin en keuken. Wil je een vereniging oprichten? Ga je gang. Wil je een politieke partij? Niets dat je hindert. Een film maken? Veel succes ermee. Prettig is dat Nederland zo'n twee miljoen verschillende organisaties, kerken, instellingen, schrijvers, vereni gingen, instituten enz. heeft en dat je je dus vrij gemakkelijk ergens bij kunt aansluiten. Zou je in al die clubs de Indo-leden tellen dan heb je aan een klein stukje papier en een bijna lege pen voldoende. Ga maar zelf na: hoe vaak kijkt u (onbewust) niet wanneer u ergens bent of er ook (andere) Indo's zijn. In negen van de tien gevallen ziet u alles en iedereen maar geen Indo. U treft hen wel op reünies, tijdens Indische praat groepen, op een pasar malam, in In dische verenigingen. En op straat natuurlijk, zij het dat je elkaar dan ook gewoon voorbij loopt. Nu zouden we kunnen menen dat Indische clubs wel bruisen van Indische cultuur, maar ik neig ertoe om dat een te optimistische veronderstelling te vinden. "Wat doe ik hier eigenlijk" is namelijk ook dan de vraag. Een vraag die zich met grote teleurstelling opdringt. Ja, misschien is een Indo toch wel een eenzaam figuur en het enige dat hij met andere Indo's deelt is eenzaamheid, omdat er niets is waaraan hij zich kan overgeven om deel te nemen. Niet voor niets toch dat er tot op de dag van vandaag niemand is (geweest) die zegt wat bijvoorbeeld Indische cultuur is, onze geestelijke mantel. Jawel, er zijn zaken waarbij we ons wél bevinden, maar zijn dat bij elkaar voldoende stenen voor een huis waarin het antwoord ligt op de vraag "wat doe ik hier eigenlijk?" Maar kom: al kan ik geen opgewekt stukje schrijven, laat ik tenminste pro beren positief te eindigen. Hier komt het dan: Wie bij machte is te vragen "wat doe ik eigenlijk hier" is rijk aan eigen identiteit Het is wel eenzaamheid waaronder hij lijdt, en hij wacht op een geestverwant die misschien eens komt door de deur die staat op een kier. RALPH BOEKHOLT (uit: "Mnemosyne" door T. A. de Haan) 2

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 2