UIT HET DAGBOEK VAN EEN BOORMEESTER - verteld door LIESBETH STEUR Cornells Steur is op 5 januari 1916 geboren. Zijn vader was koetsier, zijn moeder werkvrouw. I n de crisisjaren moet Cees van school af en tegen een loon van f 2,50 per week gaan werken als loodgietersleerling, 's Avonds volgt hij onderwijs aan een M.T.S. Na zijn diensttijd bij de Jagers solliciteert hij bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij (B.P.M.) voor een opleiding tot boormeester. Hij wordt aangenomen en na 8 maanden wordt hij met drie anderen uitgezonden naar Nieuw-Guinea waar hij ruim salaris verdient dat hem in staat stelt maandelijkse bijdragen te sturen naar zijn ouders opdat zijn moeder kan ophouden met werken. Behalve Nieuw-Guinea zal ook Sumatra en Borneo tot zijn werkterreinen gaan behoren. Cees trouwt met de Bandoengse Els Schul. De oorlog brengt hij in gevangenschap van de Jap door. Na de oorlog werkt Cees voor een Amerikaanse oliemaatschappij in verschillende Europese landen. In 1 971 ging hij met pensoien. Cees en Els hebben twee dochters. Een van hen, Liesbeth, luistert graag en aandachtig naar verhalen uit de Indische jaren van haar vader. Wat hij vertelt schrijft ze voortaan op. Moesson bladerde door dat alsnog geschreven dagboek van een boormeester en nam daaruit twee verhalen over. Bij de toekang gigi in Babo 1 939. De boormeesters die begin van dit jaar in Babo, Nieuw-Guinea aan kwamen hebben hun tijd in het moeras van de Wiriagar rivier volbracht. De tropische vuurdoop zit erop. Zo'n drie maanden hebben zij daar onder moeilijke omstandigheden gewerkt en menig avontuur beleefd. Het is over. De boel moet worden afge broken en het circus zal verder trekken, waar naar toe is de vraag. Pas bij aan komst in Babo zulen zij hun nieuwe bestemming te horen krijgen. Wat een bericht! Wat een nieuws! Het boren hier in het moeras is klaar. We kunnen weg uit dit stinkende nest van muggen, krokodillen en klamme hitte, ledereen is blij, een vochtiger lokatie dan de Wiriagar rivier is toch niet te bedenken. Het betekent wel dat er voor ons vertrek nog even heel hard gewerkt moet wor den, want niet alleen wij, de boor meesters vertrekken maar ook al het materieel en de fantastische tweedeks- woonboot gaan mee. Afbreken dus die handel. Alles wordt op tongkangs ge laden en deze tongkangs worden ge sleept door de "Moeara Boelian", een kleine coaster, in de richting van Babo. We gaan via Steenkool, een andere lokatie aan de McCluar Golf in de Vogel kop waar geboord wordt onder leiding van drie Hollandse boormeesters en een stel Amerikaanse roughnecks. De reden van deze omweg is de lading van de coaster, die is bestemd voor deze boring. Wij lopen laat in de avond het haventje binnen. Van lossen komt niets meer. Gelukkig maar, want we zijn best moe. De lucht die wij hier kunnen inademen lijkt fris in vergelijking met de atmosfeer van het moeras. Er zijn natuurlijk niet genoeg slaap plaatsen aan boord maar dat vindt eigenlijk niemand erg. We hebben ge noeg veldbedden bij ons en stellen deze op aan het dek. Het idee, heerlijk onder de blote hemel slapen. Als alles staat, kletsen we nog wat na en vallen in een diepe slaap. De volgende morgen worden we gewekt door de warmte die de zon al vroeg uitstraalt. Lekker rustig aan doen tot de boot gelost is en dan op naar Babo. Met dat vooruitzicht ruimen wij al fluitend onze veldbedden op, onderwijl plannen makend voor de Babo-tijd. Als het dek weer helemaal vrij is kunnen de luiken geopend worden. Maar geen koelie is er te zien. Niet een. Verdacht, denk ik bij mezelf. Het is ook verder heel stil om ons heen. Het lijkt wel een vrije dag. Onze baas, Piet Willemse, gaat praten met de terrein-chef, een Nederlander, die al richting onze coaster is gekomen. Deze vertelt dat de koelies in staking zijn en dat morgen pas de boot gelost kan worden. Jammer dan toch. Gelukkig is er in Steenkool een Chinese Toko waar wij onze tijd door kunnen brengen. Om de verveling te verdrijven, pokeren wij wat met de Yankees en naarmate de dag vordert, wordt er steeds meer ge lachen. Het pokeren gaat door, wij krij gen te eten en lessen onze dorst. Tot heel laat in de avond zitten wij in de Toko. De eigenaar heeft de omzet van de maand. We verplaatsen ons zeer behoedzaam in de donkere nacht van de Toko naar het schip. Rechtdoor lopen is al lastig, laat staan dat je alle obstakels kunt ontwijken. Geheel zonder kleerscheuren komen wij aan boord en proberen heel zacht te doen voor de anderen die al onder zeil zijn. Een uur later: Met heel veel moeite til ik mijn oogleden op en zie een schim naar de railing lopen. Ik doe mijn ogen iets verder open en herken Arie. Wat gaat die nou doen? Ik ben toch zo nieuws gierig dat ik blijf kijken want stel dat ik wat mis. Hij komt al stommelend bij de railing aan en gaat erover heen hangen. Heeft zeker ook last van een draaiend universum. Ik wil mijn ogen weer sluiten en zie nog net door mijn wimpers hoe hij probeert over de railing te klimmen. Dat gaat me toch iets te ver; ik sta snel op, nou ja snel, in ieder geval ik denk snel, wek Jan en samen rennen we op Arie af. Nog net op tijd kunnen we hem weerhouden van een sprong in het diepe. "Arie, wat mankeertje man, je mag best een biertje drinken maar om je dan voor de krokodillen te werpen gaat toch iets te ver". We schudden hem heen en weer. "Arie zeg nou wat, wat is er?" "Hmm uhm uhm, mmmmmuhhm"zegt hij en wijst naar het water. Jan en ik kijken naar het water, dan naar hem en schieten verschrikkelijk in de lach. Arie staat daar met een ingevallen bek- kie. Niet alleen de inhoud van zijn maag maar ook zijn kunstgebit heeft hij aan de krokodillen gevoerd. Gelukkig moet Arie ook lachen om de hele situatie. Midden in de nacht in Steenkool ergens in N ieuw-Guinea je prothese verliezen "Slapen maar jongens, morgen zien we wel verder." De volgende morgen vroeg begint het lossen. De herrie maakt ons wakker. Enigszins verkreukeld staan we op en rekken ons even goed uit want we zijn echt verstijfd. We kijken Arie aan en weer moeten we lachen. Na het ontbijt, voor Arie alleen maar koffie, wordt het hele voorval doorgeseind naar het hoofdkantoor in Babo. Er moet tenslot- 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 8