UIT HET DAGBOEK
VAN EEN BOORMEESTER
(SLOT)
Champagne
Pladjoe aan de Moesi. Hier zit de hoofd
administratie van de B.P.M. Daar krijg ik
mijn uiteindelijke bestemming te horen.
Kenali Asam. Zo'n 400 km landinwaarts
per busje van de B.P.M. de oetan in. De
weg is van lateriet, zoiets als gravel van
een tennisbaan en is zeer hobbelig.
Helemaal gaar kom ik aan in Kenali
Asam. Het huis dat ik toegewezen krijg
ligt nog geen dertien km van Djambi en
heet dan ook Paal Tiga Belas. Het is een
oud administrateurs huis van een rubber
plantage.
Bezweet en stoffig van de lange reis
stap ik uit en zie dat er zeven man mij
staan op te wachten voor het huis. Ze
staan op een rij. Ze zien wit. Logisch,
komen net uit Holland om hier het vakte
leren, alles is vreemd voor ze. Ik voel me
ineens een ervaren tropenjongen alsof
ik hier getogen ben. Met deze white
crew moet ik het werk doen.
De boring is voor mij ook nieuw. Hier
wordt alles met stoom aangedreven. In
Nieuw-Guinea waren dieselmotoren.
Dat is even wennen, maar deze over
gang geeft geen problemen. Wat wel
een probleem is, dat is de stoker die
zo'n vijftig meter van de boring in het
ketelhuis zit. Vooral tijdens de nacht
diensten. Zo'n stoker moet natuurlijk
wel wakker blijven.
Ik draai de nachtdienst als assistent
boormeester en het gebeurt, de druk
valt weg.
"Cees, ga direkt naar het ketelhuis kijken
wat er aan de hand is, de stoker zal wel
in slaap gesukkeld zijn, maak hem wak
ker en kom dan direkt terug", zegt de
boormeester. Ik neem een baroetje mee
die ook dienst draait, Roel, en samen
gaan we de nacht in.
Alleen gaan lijkt me niet echt verstandig
zo midden in de rimboe. We komen bij
het ketelhuis en zien de stoker met
gebogen hoofd zitten en horen hem
snurken. We maken hem met veel
lawaai wakker en met zijn drieën bren
gen we de druk weer op peil. We praten
nog wat om de stoker echt wakker te
krijgen en als wij ervan overtuigd zijn
dat hij wakker genoeg is keren we
terug. Zeer behoedzaam, je weet maar
nooit.
Ineens horen wij geritsel naast het pad.
We stoppen en staan doodstil. Het
geritsel gaat door en plotseling zien we
twee ogen ons aanstaren. "Een tijger,
rennen en alsof we gelanceerd
- verteld door LIESBETH STEUR
worden springen we terug het ketelhuis
in. De stoker schrikt zich een ongeluk.
"Vlug barricaderen die handel, er is een
tijger buiten". Als gekken proberen wij
de boel veilig te maken. Er valt niet veel
te barricaderen. "Fakkels, vlug steek de
fakkels aan, die beesten zijn bang voor
vuur", zeg ik met hese stem.
Er gebeurt niks. Geen aanval. We turen
in het donker, net zolang tot het licht
wordt. De stoker heeft ook niet meer
geslapen. Als het licht genoeg is lopen
wij terug naar de boring. Daar staat ons
wat te wachten. De boormeester is
woedend: "waar zaten jullie, zeker om
de beurt gaan slapen naast de stoker!"
"Nee, natuurlijk niet!" roep ik nog be
ledigd, het idee. "Opdeterugweg kruiste
een tijger ons pad enwe krijgen de
kans niet eens om uit te praten. De
boormeester begint te lachen, "doe niet
zo raar", roept hij "ik zit hier al drie jaar
en heb nog nooit een tijger gezien".
Het wordt een heel geharrewar. Na de
aflossing van de wacht om acht uur
nemen we hem mee naar het ketelhuis
en we zien duidelijk sporen van een
volwassen tijger. Zelfs nu twijfelt hij
nog. Soedah, denk ik, dan gelooft hij
ons maar niet, zolang Roel en ik het
maar zeker weten. Wij zijn toch niet
blind. Je ziet op zo'n moment niet alleen
de tijger, maar je voelt en ruikt ook zijn
aanwezigheid.
Het leven hier zit als volgt in elkaar.
Badjoebang is de "hoofdplaats" van de
N.I.A.M., daar is de grote Soos en een
zwembad, ook staan er prachtige stenen
huizen. Heel luxe. In Kenali Asam zitten
wij dus, dat ligt zo'n 55 km van Badjoe
bang. In de buurt zijn nog een paar
boorlokaties zoals Tempino. Als je
dienst erop zit word je met een busje
opgehaald, dat rijdt dan langs de andere
boorterreinen en op weg naar Paal Tiga
Belas rij je langs drie keurige bewoon
bare ataphuizen. Dat zijn de onder
komens van de drie boormeesters.
Hier wordt gestopt om onze boormees
ter uit te laten stappen. Op dat moment
komt uit het middelste huis de boor
meester rennen, hij is een rasechte
Edammer. "Luister even, wacht even",
roept hij, "er is een prinses geboren in
Holland, ze heet Irene". Wij allemaal
juichen en stappen uit de bus. De
Edammer nodigt ons uit voor een glas
Bols met een stuk Edammer kaas dat hij
net uit Holland heeft ontvangen. Daar
zeggen wij geen nee tegen ondanks dat
het ochtend is en wij net de nacht
dienst erop hebben zitten.
Wij horen dat alle boringen worden
stilgelegd om feest te vieren. Vanavond
om zeven uur wordt iedereen opgehaald
om op de Soos in Badjoebang cham
pagne te drinken. Bij dit nieuws besluiten
we even verstandig te zijn en laten ons
naar Paal Tiga Belas brengen voor een
middagtuk anders halen we de nacht
niet.
Tegen zes uur is iedereen ontwaakt en
we zitten in onze pyama's op de voor
galerij wat bij te komen.
"He" roept rooie Henk terwijl hij naar
ons toe komt lopen, "moeten wij niet in
gala vanavond, dinner jacket?" Zonder
te aarzelen zeg ik: "natuurlijk, ga je
maar vast verkleden". Rooie Henk ver
dwijnt het huis in en wij kijken elkaar
aan. Tegen zevenen horen wij het busje
het terrein op rijden en als hazen trek
ken we ons tropen "palm beach" kos
tuum aan. Henk staat bij het busje te
wachten op ons in vol ornaat en met zijn
allen tegelijk lopen wij het huis uit.
Henk's mond valt open: "Gohwe
moesten toch in dinner jacket?" "Geen
tijd meer om te verkleden, instappen
Henk is woedend en op zijn beste
Rotterdams wenst hij ons alle tropische
ziekten toe die hij kan bedenken. Na een
uurtje rijden zijn wij en Henk ook, het
hele voorval al te boven. Henk is net
gewend aan de situatie als de grote
baas van Badjoebang ons op de stoep
begroet, Henk bekijkt van top tot teen
en zegt: "Je hoeft vanavond echt geen
dienst te doen als ober hoor, jij mag ook
gewoon feest vieren".
De hele avond champagne, champagne
en nog eens champagne. Het is een dol
feest, al bubbelend arriveren we bij ons
huis en ik stort op mijn bed neer.
Champagne, denk ik nog, ik kan er echt
niet tegen en dan niks meer, donker
vooral en slapen.
Iemand schudt aan me. In de verte hoor
ik mijn naam, heel ver weg: "Cees,
(lees verder volgende pagina)
13