POIRRIÉ'S PERIKELEN SCHERPSCHUTTER •-> Een communistische wijsgeer moet eens ten overstaan van een comité van medegelovigen en met betrekking tot de op winst belust zijnde decadente kapitalisten verkondigd hebben, dat zij "ons het touw verkopen waaraan wij hen te zijner tijd zullen ophangen". Nu men druk bezig is met het neerhalen van allerlei versperringen en ons einde lijk meer complimenten dan bedreigin gen naar het hoofd slingert, lijkt die enge verkondiging een beetje overdre ven, al is er ook geen reden om meteen in een hoera-stemming te geraken en alle beschikbare wapens tot ploeg scharen om te smeden. Wie zegt niet, dat al die muren en prikkeldraadver sperringen worden verwijderd om te gelegenertijd onbelemmerd en met grote snelheid over een in slaap gesust en nog nauwelijks bewapend Westen te stormen? Dat is al vaker gebeurd, maar desondanks dient men alle tekenen van ontspanning met hoopvolle ver wachtingen te omarmen, al is het alleen maar voor de meestentijds overspannen beroepsmilitairen van ons Leger. Zoals iedereen wel weet, doen de ontwikke lingen op militair-technisch gebied zich in zo'n hoog tempo voor, dat het Leger zich het hoofd breekt over het bij de tijd houden van zowel personeel als mate rieel. Voor de dienstplichtigen geldt dit niet zo zeer, deze categorie zwaait na pakweg anderhalf jaar af en komt hooguit nog even terug voor een her halingsoefening. Het beroepspersoneel echter, geeft het grootste deel van zijn werkzame leven aan de verdediging van het vaderland prijs en moet dus constant in de weer blijven om zich als allround krijgsman te kunnen presenteren. Om dit te kunnen bewerkstelligen, heeft het Leger in de loop der jaren een opleiding- en heropleidingssysteem ontwikkeld dat zijn weerga niet kent. Voor ieder hoofdvak, gewoon vak of bijvak bestaat een cursus. Dat was vroeger ook al zo, maar nu schijnt het zo te zijn, dat de gemiddelde beroeps militair tussen de bedrijven door van de ene cursus naar de andere holt en van zóveel dingen zóveel te weten moet zien te komen, dat hij op het laatst helemaal niks meer van alles weet en dus weer overnieuw kan beginnen. Dat is dan wel weer ten faveure van de verschillende opleidings-instituten, die daardoor hun bestaansrecht kunnen handhaven, maar even goed fnuikend voor het moreel en uithoudingsver mogen van de beroepsmilitair-cursist. Een belangrijke factor in deze is ook de gemiddelde leeftijd van de tot studeren gepreste cursisten. Veelal zijn het ge degen huisvaders, die naast hun dienst- betreking al teveel zorgen hebben om zich nog volledig op de vele, gediffe rentieerde studies te kunnen concen treren. Destijds, tijdens de cursus Lichte Infan- teriewapens in Harderwijk, kwam dit reeds duidelijk naar voren. Deze cursus was niet slechts zwaar te noemen omdat zij midden in een barre winter werd gehouden en wij nog maar net hier waren, maar vooral omdat onze klas bestond uit meer dan 40 KNIL-peren tevens huisvaders, die eigenlijk liever thuis bij de kachel zaten en waarvan ik de jongste was. Ik moest ook altijd mijn kop dicht houden. Zelfs in de kantine. Tot overmaat van ramp was onze klasse instructeur een piepjonge, kordate ser geant, die nog met zijn hoepel rond het ouderlijk huis rende toen zijn leerlingen al minstens die keer alle behandelde wapens hadden versleten. Op één na, de Garand Ml, een semi-automatisch geweer, dat ongeveer zo lomp was als een varken en net zo hard rammelde als een fiets met losse spatborden. Zoals later bleek, moest je bij het ontladen van dat ding ook de vingervlugheid van een zakkenroller hebben, zo niet, dan werd je duim verpletterd. Dat heette dan een Garandduim, zo plat als een cent. Van het naar alle kanten te corrigeren vizier heb ik nooit wat gesnapt, daar had je HTS voor nodig. Maar goed, op deze cursus bleek al gauw, hoe moeilijk het was om de reeds vol militaire kennis zittende beroeps militairen tot een gemotiveerd studeren te brengen. Men hing over de lestafels en luisterde amper naar alle overbeken de waarheden van de jonge instucteur. Alleen bij de les Garand, dat voor bijna allen onbekende geweer, kwam men overeind en toonde belangstelling. Achteraf bezien, lijkt het logisch, dat de klasse-instructeur zich toen in zijn element voelde en en-passant van zijn overwicht aan kennis gebruik maakte om de klas over de rug van één enkel slachtoffer zijn plaats te wijzen. Nadat hij van alles en nog wat over de Garand had verteld en zijn vaardigheid in het uitnemen en weer in elkaar zetten van het wapen had gedemonstreerd, keek hij met nauwverholen trots rond en vroeg toen vriendelijk-zoetsappig of de sergeant-majoor H. naar voren wilde komen om zijn kunsten te vertonen. Wel volgens de regelen der instructie kunst natuurlijk, dus met verklaring van de gepleegde handelingen en benoe mingen van de onderdelen. De sergeant majoor H., een stille figuur, die naar eigen zeggen het grootste gedeelte van zijn hoofdhaarwas kwijtgeraakt toen hij als krijgsgevangene in Nagasaki zat toen de Atoombom daar plofte, knikte zwijgend en begaf zich naar de instruc tie-tafel waarop de Garand lag. De demonstratie die hij toen gaf vervulde iedereen met ontzag. Hij haalde het ding uit elkaar en zette hem weer piekfijn in elkaar alsof hij een shagje rolde. Alleen bleef alle tekst en uitleg achter wege. Toen hij het geweer weer op de tafel legde en zich naar zijn tafeltje wilde begeven, kuchte de instructeur discreet en vroeg hem even te blijven staan. Weer knikte de sergeant-majoor H. zwijgend en bleef staan. De instructeur wendde zich vervolgens tot de klas en bleef enkele ogenblikken met op de rug gevouwen handen naar het plafond kijken. Toen liet hij zijn blik over de hoofden van de cursisten dwalen en zei, irritant op zijn tenen wippend, dat het een prachtige pantomime was geweest, maar hij toch de indruk had dat er nog heel wat huiswerk moest worden gemaakt eerdat men van de hoed en de rand kon weten. Niemad zei wat, of verroerde ook maar een vin. Alleen de sergeant-majoor H. kwam in beweging. Hij pakte het geweer van de tafel, mor relde wat aan het gecompliceerde vizier en zei toonloos: "Begin maar alvast te rennen. Ik raak jou toch wel". Die instructeur mlompong natuurlijk. Hij was nog steeds mlompong toen de sergeant-majoor H. weer aan zijn eigen tafeltje zat en de hele klas nog onder tafel lag van het lachen. Toch vatte hij het sportief op, want hij deed tenminste alle mogelijke moeite om een beetje mee te grijnzen. 's Avonds, in de kantine, hebben ze hem verteld, dat de sergeant-majoor H. een scherpschutter was, die op 300 meter, met windkracht 10 van opzij, een vlieg van iemands oogharen af kon schieten en een tweede gericht schot afgegeven voordat de vlieg op de grond was geval len. Wel met een oude Mannlicher van voor de oorlog, maar daar had die eikel nog nooit van gehoord. Ik wou toen ook nog wat zeggen, maar moest toen weer mijn kop dicht houden. 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 23