Hervormingen
in de Koloniale Periode
Mijn boek getiteld "Hervormingen in de koloniale periode behandelt vooral de
sociale toestanden en de sfeer in het voormalig Nederlands-lndië in de periode
1 905 tot 1 940. De stof is in hoofdzaak verzameld uit originele bronnen t.w.
correspondentie van ministers van koloniën, gouverneurs-generaal, procureurs
generaal, directeuren van departementen, residenten, adviezen van de raad van
Indië en rapporten van geneeskundige adviseurs aanwezig op het Algemeen
Rijksarchief te 's-Gravenhage. De uiteenzettingen en opmerkingen in deze stukken
geven een diepe kijk achter de schermen en een goed beeld van de overwegingen
die geleid hebben tot hervormingen, maar ook van de moeilijkheden en tegen
werking die de hervormers hebben ondervonden. In verschillende brieven namen
ambtenaren geen blad voor hun mond en durfden zij de hoge autoriteiten
ongezouten de waarheid te zeggen als zij over misstanden schreven vaak in rake en
kernachtige bewoordingen. Een deel van het materiaal heb ik verzameld in Indië
zelf. Toen ik als pas afgestudeerd jurist vlak vóór de Japanse oorlog naar mijn
geboorteland terugkeerde, heb ik daartoe nog net de gelegenheid gehad.
De bedoeling van mijn onderzoek is aan
te tonen dat in het voormalig Nederlands-
lndië vooral onder invloed van ethisch
gezinde ambtenaren vooruitstrevende
ideeën zijn toegepast die geheel nieuw
waren en niet in navolging van Neder
land zijn ontstaan. Onder deze invloed
zijn veel verbeteringen tot stand ge
komen. Enkele voorbeelden hiervan
zijn:
1de opleiding van veroordeelden tot
een ambacht vanaf 1 908, terwijl in
Nederland in die tijd de arbeid be
stond uit nutteloos werk zoals zakjes
plakken;
2. oprichting van een lansbouwkolonie
voor langgestraften en moeilijk han
delbare veroordeelden in 1905; in
Nederland is men daartoe pas na
1 947 overgegaan;
3. totstandkoming van een jeugdgevan
genis voor jeugdige veroordeelden
van 1 6 tot 19 jaar, 1 6 jaren eerder
dan in Nederland. Hieruit blijkt dat in
het voormalig Nederlands-lndië ver
schillende verbeteringen veel eerder
dan in Nederland zijn ingevoerd.
De verbeteringen zijn in verschillende
fasen tot stand gekomen. De eerste
fase bestond uit het opsporen en ophef
fen van misstanden. De tweede fase
bracht invoering van verbeteringen. De
derde fase voltooide deze maatregelen
door de finishing touch hieraan te geven
in de vorm van moderne ideeën.
Mijn boek behandelt vooral de sociolo
gische aspecten van verschillende
onderwerpen die zijdelings verband
houden met de hervormingen. Hieron
der volgen enkele voorbeelden:
1Uiteenzetting van de levensomstan
digheden en de slechte behandeling
van contract-koelies werkzaam op
landbouwondernemingen op Suma
tra en dwangarbeiders tewerkgesteld
door Dr. A.M.C. BRUININ K-DAR LANG
bij de aanleg van de Sumatraweg;
zowel de contract-koelies als de
dwangarbeiders werden geslagen
en ondergingen wrede zelf verzon
nen staffen als zij naar de mening
van hun toezichthouders niet hard
genoeg werkten. Door slap toezicht
van de burgerlijke bestuursambte
naren kwam dit bij de aanleg van de
Sumatraweg pas na enige jaren uit.
Er volgde een geruchtmakend proces
tegen een werkbaas en de leiding
gevende ingenieur. Dit proces had
als gevolg ontslag van de gouverneur
van Sumatra's Westkust wegens in
gebreke blijven van toezicht. Ook de
arbeidsinspecteurs die voor hand
having van de bepalingen in de koelie
ordonnantie waren aangesteld, wa
ren dikwijls te slap, bij controle ont
ging het hen dat de meeste mishan
delde koelies weggemoffeld werden
in "estate-hospitaaltjes". In de enkele
gevallen dat een klacht wegens mis
handeling tegen een assistent werd
ingesteld, werd deze zogenaamde
"klapzaak" meestal "getoetoept" (in
de doofpot gestopt).
2. De pogingen van de Delische planters
om de gouverneur-generaal over te
halen de straffen die bij overtreding
van de koelie-ordonnantie aan de
contract-koelies konden worden op
gelegd (die al zeer zwaar waren) nog
zwaarder te maken. De directeur van
Justitie had er bezwaar tegen, omdat
een straf wegens overtreding in ge
heel Nederlands-lndië gelijk behoor
de te zijn, maar hij zwichtte ten slotte
voor de druk van de gouverneur-
generaal. Hieruit en ook uit andere
feiten bemerkt men de neiging van
de voormalige Nederlandsch-ln-
dische regering om grote onder
nemers terwille te zijn.
3. Verzoek van resident Rahder namens
de Delische planters om de gevange
nisvoeding op Sumatra die naar de
mening van de planters te overvloe
dig was, te wijzigen. De directeur van
Justitie weigerde dit, omdat het
noodzakelijk was goede en voldoende
voeding aan de gevangenen te ver
strekken ter voorkoming van beri
beri. In 1901 hadden de Nederlands-
Indische doktoren Eijkman en Grijns
bij onderzoek onder gevangenen ont
dekt dat gebrek aan vitamine B1 de
oorzaak van beri-beri was; deze ziekte
kon tegengegaan worden door het
gebruik van zilvervliesrijst en katjang
idjoe (peulvrucht). Deze artsen ont
sloten door hun onderzoekingen
nieuwe banen voor de studie van de
voedingsleer en ontstond hieruit de
vitaminenleer die in het voormalig
Nederlands-lndië zijn oorsprong had.
Door deze nieuwe geneeswijze zijn
duizenden mensenlevens gespaard
niet alleen onder de gevangenen,
maar ook onder de burgerbevolking
en militairen.
4. Veel aandacht is besteed aan de
positie van de Indische Nederlanders
en de verschillende klassen waarin
zij werden verdeeld; een uiteenzet
ting is gegeven wegens welke soorten
misdrijven Indo-Europeanen en Euro
peanen veroordeeld werden die ge
heel anders waren dan de misdrijven
begaan door Indonesiërs.
De meeste veroordelingen bij Euro
peanen kwamen voor wegens ver
duistering en valsheid in geschrifte,
als gevolg van het feit dat men op te
grote voet wilde leven, waardoor
financiële moeilijkheden ontstonden.
Bij Indonesiërs vormde diefstal zestig
procent van de delicten; meestal
werd diefstal uit armoede gepleegd
bijv. veediefstal, omdat de Indonesi
sche rijstboer te arm was om een buf
fel te kopen; waterdiefstal werd uit on
tevredenheid over de onbillijke water
verdeling gepleegd. Brandstichting
op suiker- en tabaksvelden kwamen
vaak voor en hield verband met de on
tevredenheid van de Javaanse boeren
over de lage prijs die zij voor het
verhuren van hun grond van de suiker-
of tabaksonderneming ontvingen.
Bij Indo-Europeanen, die verdeeld
konden worden in vier klassen waar
van de laagste die van de zogenaamde
paupers vormde kwamen agressie
delicten bij deze laagste klasse veel
voor. Het wetboek van strafrecht
voor Inlanders van 1873 was bijna
gelijkluidend aan het wetboek van
strafrecht voor Europeanen; alleen
de soort straf voor Europeanen ver
schilde van die voor Indonesiërs.
Sedert 1 januari 1918 was één wet
boek van strafrecht voor alle land
aarden van kracht en waren de straf
fen voor Europeanen en Indonesiërs
gelijk op één uitzondering na, te
weten: dat Indonesiërs ook buiten de
4