Anne Marie
Bruinink - Darlang
Mr. Anne Marie Bruinink-Darlang
werd geboren in Semarang, waar haar
vader Officier bij de Raad van Justitie
was. Zij stamt uit een familie, die al
sedert 1 790 op Java was gevestigd
en zij is een verwant van de befaamde
Atjeh-officier Darlang. Na haar rech
tenstudie in Leiden (Nederlands
Recht), was zij enige tijd als advocaat
werkzaam in Den Haag.
In 1939 kwam zij in dienst bij het
Departement van Financiën, afdeling
Justitie, in Batavia.
Haar belangstelling voor de hervor
mingen in het strafrecht van Neder-
lands-lndië werd gewekt door het
feit, dat haar vader, sedert 1 905 op
het Departement van Justitie in Bata
via op de afdeling die belast was met
de hervormingen van het strafrecht,
nauw betrokken was bij deze materie.
Teneinde op dit gebied materiaal te
verzamelen, bezocht zij vele peniten
tiaire inrichtingen in Indië: onder meer
de vrouwengevangenis in Semarang,
de gevangenis Soekamiskin in Ban
doeng (een strafinrichting bestemd
voor alle landaarden, waar naast Euro
peanen ook ontwikkelde Indonesiërs
en vreemde oosterlingen gedetineerd
waren), de landbouwkolonie Noesa
Kambangan, waar de gedetineerden
na het verrichten van hun arbeid vrij
konden rondlopen, de jeugdgevan
genis Tanah Tinggi, die was gevestigd
op een oud landgoed en die door de
veroordeelde jongens zelf was ge
bouwd. Zij kregen onderricht in met
selen en timmeren en er werd een
beroep gedaan op hun verantwoorde
lijkheidsgevoel. Er heerste een goede
stemming onder hen. Ondanks dat er
een grote mate van vrijheid was, von
den er slechts twaalf ontvluchtingen
plaats op een totaal aantal van 340
gevangenen.
Na de oorlog in Nederland terugge
keerd, vatte mevrouw Bruinink haar
advocatenpraktijk weer op. De advo
catuur en de inmiddels geboren doch
ter, waaraan zij haar aandacht be
steedde, waren er de oorzaak van, dat
zij haar oude interesse voor het straf
stelsel in Nederlands-lndië pas jaren
later weer kon opvatten.
Naast het voor de oorlog in Indië
reeds verzamelde materiaal, deed Mr.
Bruinink voor haar proefschrift, waar
op zij in 1 986 aan de Rijksuniversiteit
te Utrecht promoveerde, veel onder
zoek in het archief van het voormalige
Ministerie van Koloniën, waar veel
interessante gegevens in verband met
de strafrechthervormingen in Indië
aanwezig waren. Dit archief (thans
ondergebracht in het nieuwe gebouw
van het Rijksarchief in Den Haag)
bevond zich toen in een fabriekspand
aan de Leeghwaterstraat.
Hierover vertelt zij: "Achteraf ben ik
net op tijd gekomen in dat archief.
Voor de verhuizing naar het nieuwe
Rijksarchief ben ik nog eens langs
geweest om wat na te kijken, maar
toen bleken inmiddels een aantal
dossiers vernietigd te zijn. Ik kreeg te
horen dat er zo verschrikkelijk veel
was dat ze zijn gaan "opruimen" in
verband met de verhuizing. Wat voor
criteria ze daarbij gebruikten, weet ik
niet, maar ik vind het wel zonde.
Unieke bronnen gewoon weggooien."
Concluderend stelt Mr. Bruinink: "dat
het gevangenissysteem in Indië uit
eindelijk voorliep op dat van Nederland.
Een jeugdgevangenis was daar al
sinds 1921, In Nederland pas in
1 937. Selectie van veroordeelden en
differentiatie van gevangenissen be
stond in Indië al in 1 925, hier pas in
1953. Opleidingscursussen voor
gevangenispersoneel werden in Indië
Anne Marie Bruinink-Darlang
in 1 930 ingevoerd, in Nederland pas
in 1951."
Aan het einde van het interview sprak
zij de hoop uit dat veel lezers van
Moesson belangstelling zullen tonen
voor haar boek. Er is nog slechts een
tiental exemplaren van de eerste druk
voorradig, Een herdruk zal alleen mo
gelijk zijn als vaststaat dat er vol
doende belangstelling is.
Vóórinschrijving bij de administratie
van Moesson, Prins Mauritslaan 36,
2582 LS Den Haag voor de herdruk
van het boek "Hervormingen in de
koloniale periode". De prijs van het
boek zal bij vóór-inschrijving zijn f
49,50 onder voorbehoud, maarzal na
het verschijnen van de herdruk dertig
procent of meer hoger zijn.
Het boek bevat veel foto's van het
voormalig Nederlands-lndië en telt
456 pagina's.
muren van de gevangenis tewerk
gesteld konden worden bijvoorbeeld
bij de aanleg van wegen of bij de
mijnen.
De ethische beginselen hebben veel
invloed gehad op de veranderingen
in de strafwetgeving. Een voorbeeld
van de voortschrijdende gelijkmaking
van het recht was de instelling van
het landgerecht in 1914; de land
rechter sprak recht in lichte straf
zaken (lichte diefstal, lichte verduis
tering, enzovoort) voor alle land
aarden.
5. Poging tot afschaffing van de dood
straf. Ethisch gezinde ambtenaren
hadden een verzoekschrift ingediend
om te bereiken dat de doodstraf niet
in het nieuwe Nederlands-Indische
wetboek van strafrecht zou worden
opgenomen en afgeschaft zou wor
den. Zij voerden o.m. aan dat de
meeste Indonesiërs weinig vrees
voor de dood hebben, zodat de af
schrikwekkende werking van de
doodstraf gering is. Professor Snouck
Hurgronje gaf als reden hiervoor op
dat volgens hun geloof bij de ge
boorte dag en uur van overlijden
reeds vaststaat.
6. Uiteenzetting betreffende de aanlei
ding en het ontstaan van de commu
nistische onlusten op Java in 1 926
en op Sumatra in 1 927, het krachtig
optreden hiertegen door internering
in Boven-Digoel. Artikelen in de
Nieuwe Rotterdamse Courant gaven
aanleiding tot opdracht onderzoek
in Boven-Digoel aan het lid van de
Raad van Indië, Hillen. Het rapport
van Hillen bevatte de conclusie dat
41 2 van de 610 door hem gehoorde
geïnterneerden konden vrijgelaten
worden, niet ieder geïnterneerde
behoorde tot de gevaarlijke kern.
Opvallend is de ruimte die het koloniaal
stelsel bood aan experimenten en ver
nieuwingen. Hervormingen konden in
het voormalig Nederlands-lndië sneller
en gemakkelijker tot stand komen dan
in Nederland om de volgende redenen:
1de onderlinge verhoudingen waren
soepeler;
2. talent kreeg sneller kans omhoog te
komen;
3. bestuurlijk lag alles minder vast dan
in Nederland. Hierdoor kon men een
verbetering er gemakkelijker door
krijgen.
5