v.., t»'-. motieven te herkennen. Zij was in ge zelschapvan een Hollands geklede man en een pajongdrager. Slechts personen met een zeker aanzien mochten zich laten begeleiden door een pajong drager. Het dragen van een sarong was dus toen ook niet iets voor de minder aanzienlijke dames. Anderzijds was er toch wel een verschil met de Europese vrouwen, want omstreeks 1712 gin gen de Hollandse meisjes in het wees huis van Batavia in muts, samaartje, kousen en schoenen naar de kerk. De Indo-Europese meisjes uit hetzelfde weeshuis begaven zich op blote voeten en gekleed in badjoe en sarong op pad. Een verordening uit 1 778 noemt ook verschillende kledingstukken voor de twee groepen, maar in dat jaar bezaten alle meisjes schoenen en kousen en hadden de Europese meisjes zelfs een Makassaarse sarong. De kleding van de jongens was daarentegen gelijk. Op een aquarel van Jan Brandes uit 1 774, voorstellende een bruiloft in Batavia, gingen de dames of Europees of Indisch gekleed. Een belangrijk standsverschil blijkt niet. Wel hadden de in Indische kledij gestoken dames een gevolg van slavinnen, die onder andere het onmis bare sirihkistje met zich meedroegen. Van veel latere datum (1913), maar zeer uitgebreid wordt door Mw. J. Klop- penburg-Versteegh ons een boekje opengedaan hoe een vrouw zich diende te kleden. Zij vond de sarong en kabaja de geschiktste kleding en adviseerde de sarong zo te dragen dat de kepala zich op de linkerheup bevindt. Voor daags werd een sarong met half-tjap Solose of Djokjase motieven aanbevolen omdat deze tamelijk sterk waren. Na de middagrust kon men zich het best in een duurdere sarong of op zijn Europees kleden. Bij het afleggen van bezoeken diende men echter Europese kleding te gebruiken. We merken dus hier een belangrijk verschil op met de toestand die door Jan Brandes was getekend. Een ander verschil is de lengte van de kabaja die zich van een soort jas ont wikkeld heeft tot een kort jakje. In de 1 8e en een groot deel van de 1 9e eeuw droegen ook mannen thuis sarongs, soms tot grote hilariteit van baren. Sommige niet in Indië geboren Neder landers konden zich vreselijk ergeren als zij ook beter gesitueerden in deze kledij aantroffen. Vele Indo-Europese vrouwen waren zeer vermogend en mede daardoor zeer aantrekkelijk voor hoge VOC-ambte- naren. Zelfs veel later klaagde I. Grone- man, de hofarts van de soesoehoenan, dat deze welgestelde dames zoveel Hollandse mannen z.i. in het ongeluk stortten. Andere schrijvers uit die periode (Bas Veth, Maurits Wagenvoort) beklagen zich dat Hollandse mannen alleen maar oog hebben voor het uiter lijk schoon van Indo-meisjes en gaan (lees verder volgende pagina) Twee Indo-Europese batik sarongs van omstreeks 1900. U 'T Vc.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 23