Batik, gesigneerd door E. C. v. Zuijlen-Niessen. Motieven en kleuren De eerste Europese batikkerij was die vanC. J. von FranquemontteOengaran (nabij Semarang). Deze heeft bestaan van ca. 1 850 tot 1867 en toen werd waarschijnlijk voor het eerst wasecht blauwachtig groen toegepast en wer den tevens patronen overgenomen uit modebladen als Aglaja. De gunstige invloed die van haar uitging was de technische vervolmaking van het verf- proces en het batikken dat toen en later in de andere Indo-Europese batikkerijen werd doorgevoerd. Op artistiek niveau was de invloed volgens Rouffaer ver derfelijk en vulgair. Hij trekt bij verschil lende gelegenheden heftig van leer tegen de Indo-Europese dames. In zijn grote werk over de batikkunst noemt hij mevrouw Van Oosterom te Banjoemas, mejuffrouw Wollweber en de weduwe Jans te Pekalongan in een noot onder aan de tekst en vermeldt daarbij tevens dat het opnemen van hun namen in de hoofdtekst teveel eer zou zijn. Enkele jaren eerder lezen we in Elseviers Maandschrift dat men de batik begint te exploiteren en dat dit voor rekening van de Indo-Europese dames komt, die bor duurpatronen uit modetijdschriften als Aglaja, Gracieuse, Bazar en uit Japanse prenten toepassen op hun sarongs. Inderdaad wordt later door Simonet 1 905) en Meyer 1 929), twee mensen die lange tijd in Pekalongan hebben gewoond, bevestigd dat deze dames het batikken als bedrijf introduceerden en daardoor de aanzet gaven tot een belangrijke tak van industrie,zowel uit het oogpunt van economie als werk gelegenheid beschouwd. De beste batiks, de zg. prima-batiks, doeken waarvoor f 20,-tot f 30,-werd betaald kwamen uit Solo en Djokja indien het Vorstenlandse typen betrof en uit Pakalongan kwamen de lichtere sarongs waarop vooral mengkoedoe- rode bloemen op een zacht roomkleurige ondergrond zijn aangebracht. Deze werden vooral door Europese en Indo- Europese vrouwen, alsook door vrouwen van rijke Chinezen gezocht. Voor de taxateurs van de pandhuizen op Java was het onmisbaar een goede kennis te hebben van de batiks en de prijzen die ervoor betaald konden wor den bij het belenen. In 1 910 is door S. S B. Ostmeier ten behoeve van de pand- huisdienst een handleiding geschreven die uitsluitend bestemd was voor intern gebruik. Hieruit vernemen we dat een taxateur goed op de hoogte diende te zijn van de heersende mode in de Preanger. Als voorbeeld werden batiks uit Tasikmelaja en Garoet genoemd die eerst voor f 3,- tot f 4,- zeer gewild waren, maar op een gegeven moment alleen onder de produktieprijs van ca. f 2,50 konden worden afgestoten. De voor Bandoengse handelaren werkende batikkerijen in Solo en Djokjakarta moesten daarom steeds nieuwe patro nen bedenken. In Midden-Java zelf waren de mensen veel behoudender, ongetwijfeld mede omdat de daar ge bruikte patronen een intrinsieke waarde bezaten, die geworteld was in de Mid den-Javaanse cultuur. Niettemin was Ostmeier van mening dat mooie batiks toen uitsluitend in batikkerijen onder Europees toezicht werden vervaardigd. Aangezien men zich voor dit toezicht goed liet betalen werden de batiks hoger in prijs. Bij een produktieprijs van f 10,- bedroeg de verkoopprijs ca. f 20,-. Door tussen handel kon de prijs zelfs oplopen tot f 35,-. De hoge produktieprijs kwam mede tot stand door zuivere,scherpe tekening van de patronen op een mees tal smetteloos crèmekleurig grondvlak. Het verwijderen van de was geschiedde altijd door koken (nglorod) en niet door middel van afkrabben (oetjek kerok). Voor het afdekken van weer nieuwe gedeelten, die in het volgende verfbad niet gekleurd mogen worden, gebruik te men steeds nieuwe was van goede kwaliteit. In het Koloniaal Verslag van 1 892 werd door resident J. Th. Hora Siccama op gemerkt dat de onder Indo-Europees en Europees toezicht gemaakte batiks door Arabieren tegen hoge prijzen wer den opgekocht en naar geheel Java, Borneo en naar de oostkust van Sumatra werden vervoerd. Volgens de resident zouden in de batikkerijen te Pekalongan Javaanse patronen worden aangebracht. In het Koloniaal Verslag van 1 889 lezen we echter dat de batiksters, vooral die onder Europees toezicht, zijn overge gaan tot het aanbrengen van andere figuren, zoals vogels, bloemen, vruch ten en wajangpoppen. Dit zou betekenen dat batiks met Europese motieven om streeks 1 888 voor het eerst op grotere schaal werden gemaakt. Elders wordt vermeld dat omstreeks 1885 Mw. Jans-Veenstra als eerste zakdoeken, tafellopers, stoelhoezen ed. produceerde. Daarbij maakte zij gebruik van Europese motieven en bepaalde zij zich niet tot de gebruikelijke kleuren. De resident van Banjoemas noemde in het Koloniaal Verslag van 1892 de grote verscheidenheid aan motieven en de groene grondkleur van de daar ge maakte sarongs. In Soerakarta ging het ook goed met de batikindustrie en dat zou volgens resident 0. A. B. Lautierte danken zijn aan de Indo-Europeanen die in hun batikkerijen nieuwe patronen toepassen. Andere motieven, al voor 1 895 door de Indo-Europese batiksters geïntrodu ceerd, zijn de zig-zag lijnen tussen de toempals in de kepala. Dit soort ontwik kelingen in decoraties in de kepala be stempelde Rouffaen als het "verhaspe- (lees verder volgende pagina) 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 25