Door de boeken het bos niet meer zien!"
Aromatische anecdotes
Dat zou een prachtige slogan zijn, èn voor Milieu-beheer èn voor de Bond van
Nederlandse Uitgevers. Er worden teveel kostelijke bomen gekapt om teveel
boeken te drukken, 1 5.000 titels per jaar, alleen in Nederland.
Tegen een collega uitgever zei ik, toen we het hadden over die waanzinnige
hoeveelheid: "Van mij mogen er 10.000 vanaf". Waarop hij antwoordde: "Van mij
12.000!"
Zoals alles in deze tijd is er ook op
boekengebied, verspilling. Verspilling
van papier (hout en ander materiaal),
tijd, kosten, maar vooral verkwanseling
van goede smaak, kritiek en zelfkennis.
Maar ja, wat valt er terug te draaien in
een democratisch land waar iedereen
alles mag zeggen, schrijven en drukken
en het als "boek" verkopen. Wat wordt
er geschreven en wat is het de koper
waard? De uitgever moet dat bepalen.
Hoe pienter moet de uitgever zijn, of is
hij een slimme gokker, die in de meeste
gevallen alleen rekening houdt met de
smaak van de grote massa? Is het niet
rekening houden met een bepaalde
(wan)smaak een vorm van discriminatie?
Literaire discriminatie? Je moet zo op
passen in een democratisch land, goede
smaak komt je soms duur te staan,
voorkeur kenbaar maken, is gevaarlijk.
Maar ik had het over boeken willen
hebben, Indische boeken. Bestaat In
dische bellettrie nog wel? Nauwelijks.
Als ik in onze eigen Indische Boekhan
del Moesson langs de planken ga, kan
Ik met moeite 10 titels eruit pikken die
onder de categorie "moderne Indische
literatuur" vallen. De rest zijn herdruk
ken van oude romans. Marie van Zeg
gelen, Carry van Bruggen, Augusta de
Wit, Daum en nog een paar oude ge
trouwen die je, of al jaren in de kast hebt
of die allang naar de rommelmarkt zijn
gegaan. Met de herdruk is de antiqua
rische prijs meteen gekelderd. Zo staan
er nog legio oude titels op de nominatie
voor wedergeboorte. Worden ze wer
kelijk goed verkocht? Ik betwijfel het.
En door wie?
Rob Nieuwenhuys met zijn mooie foto
grafische herinneringen en goede teks
ten en nog enkele andere koloniale foto
verzamelingen voorzien van slechte
teksten van willekeurige beunhazen,
vormen een ander aspect van de In
dische boekerij. Maar levendige, nieuwe
literatuur van klasse? Ik ben die niet
tegengekomen. Met Maria Dermoüt en
Vincent Mahieu/Tjalie Robinson zijn de
laatste sporen van de Indische literatuur
verdwenen. Bep Vuyk die al jaren
dramatisch bezig is afscheid te nemen,
misschien hopende op een come-back)
heeft zich teruggetrokken in de keuken
en probeert het nog met een kampboek
(dat er altijd wel ingaat).
Aan de nieuwe generatie Indische letter
kundigen, Marion Bloem, Jill Stolk,
Cees Hartsuiker wennen, vergt een
flinke dosis goodwill. Jill Stolk en Paula
Gomez zijn de enigen die kunnen
schrijven. De eerste weet eigenlijk niet
goed waarover ze wérkelijk zou willen
schrijven, de tweede komt niet verder
dan het enge cirkeltje van het eeuwige
trauma. Een syndroom,dat ze welis
waar goed en soms bijna poëtisch onder
woorden weet te brengen.maar het
blijft traumatisch. Wie de Japanse
tijd heeft overleefd, heeft een syndroom,
punt uit. Dat moet de lezer maar eens
goed beseffen.
Van de 1 5.000 titels die van de pers
komen, is er hooguit 1 "Indisch" bij.
En van die ca. 1 50 titels, zijn er 1 40
gewijd aan de oorlog met Japan. Docu-
mentarische geschiedschrijving, oor
logsherinneringen en kampverhalen.
Men zal niet rusten voor er 1.000
boeken over de kampen zijn versche
nen. Ook al gaat het over dezelfde
Japanners, dezelfde wandluizen, dezelf
de straffen, honger, ziekten, ellende,
het moet gedrukt gestaan.
"Er kan niet genoeg over geschreven
worden", zei een dame nogal boos,
toen ik haar manuscript weigerde.
"Niemand belet u het schrijven en nie-
In 1 953 was ik in Djakarta werkzaam
bij een kleine Nederlandse firma, die de
vertegenwoordiging had van de Duitse
AEG voor geheel Indonesië. Het kantoor
annex bengkel stond aan de Dj. Hajam
Wuruk (v/h Molenvliet) tegenover
Hotel Duta Indonesia (Des Indes). Het
was een oud herenhuis met in het
hoofdgebouw een of andere Kemen-
terian en wij zaten in vijf of zes kamers
in de bijgebouwen. Deze bijgebouwen
liepen nog veel verder door tot bijna aan
Rijswijk en werden achterin bewoond
door talloze families. Samen met een
Duitse Diplomingenieur zat ik in een
kamertje vooraan.
Als er door een van de huishoudens
achterin trassi werd gebakard, drong
het "aroma" ook ons kantoor binnen.
De Duitser snoof dan met een verheer
lijkt gezicht de geur op en knikte tegen
mij: "Kaninchen" (konijn). Ik weet niet
wat voor konijn hij in zijn Heimat ge
geten heeft en probeerde hem uit te
leggen wat het dan wel was, dat hij
rook. Maar hij bleef bij zijn kaninchen.
In de weekends en vakanties ging ik
vaak naar familie in Bandung en wij
mand belet mij het niet te willen uit
geven", zei ik. Ze verdween met het
manuscript en syndroom in haar tas.
Een half jaar later stuurde ze me triom
fantelijk haar boekje toe. Een andere uit
gever had het wél geaccepteerd. Niet
lang geleden zag ik het boekje bij de
Slegte.
Oorlogsboeken, oorlogsboeken, oorlogs
boeken, herinneringen aan het kamp
worden na 40 jaar nog als kostbare
kleinoden gekoesterd, opgepoetst en
aan de volke vertoond. "Ik heb een boek
geschreven!" Eerlijker zou zijn: ik heb
500 bomen omgekapt. "Is the glory
worth the prize?"
Wie schrijft, geeft iets van zichzelf, wie
"van zich afschrijft" (de stereotype kreet,
waarmee tegenwoordig de aanbieding
van een manuscript vergezeld gaat)
gooit iets weg, wil iets kwijt. En moet de
argeloze lezer, als een gulzige hond, die
alles eet wat hem wordt toegeworpen,
maar happen?
Een boek moet vele malen herlezen
worden en telkens weer ontroering,
intens plezier of verbazing opwekken,
net als de eerste keer dat het gelezen
werd.
Een andere rechtvaardiging voor het
omkappen van een boom, welke boom
ook maar, zie ik niet. Is dat het standpunt
voor een uitgever anno 1990? Neen.
Gezien die 1 5.000 titels.
LD - Uitgeverij Moesson
maakten dan uitstapjes naar o.a. de
Tangkubang Prahu. Uit de verte sloeg
de zwaveldamp je al tegemoet. Ik per
soonlijk vond het naar erwtensoep
ruiken. Er werden op de top allerlei
souvenirs verkocht, gemaakt van een
soort zwavelhoudende klei uit de Kawah
Ratu. Ik kocht er een mooie, geel /grijs
gemarmerde asbak. Hoewel ikzelf bijna
niet rook, zette ik deze op mijn djati
houten bureau aan de DJ. Hajam Wuruk.
Op een kwade dag heb ik toch een
aangeboden sigaret opgestoken en
naderhand in de asbak uitgedrukt. Toen
ben ik op de motor gestapt om de
tukangs te controleren. Blijkbaar was
de sigaret niet helemaal gedoofd, want
toen ik na een tijdje terug kwam, hing er
een vreselijke walm en van mijn mooie
asbak was alleen een brandplek op het
bureau over. Ze hebben de smurrie er
met hamer en beitel af moeten bikken.
De Diplomingenieur keek nu helemaal
niet verheerlijkt; in feite was het de
enige keer, dat ik hem werkelijk boos
zag kijken. Hij heeft direkt een ventilator
laten monteren. In ieder geval waren de
bijgebouwen nu goed uitgezwaveld en
hebben wij geen last meer gehad van
ongedierte.
A KESSEL
3