JIN Japans Indische Nakomelingen Oorlog. Doden, gewonden, getekenden. Oorlog. Slachtoffers. Duizenden, tienduizenden, miljoenen. Oorlog. Helden, hazen, honden. Oorlog. Japan. Oorlog. Japanners. Oorlog. Meisjes. Oorlog. Babies. Babies, kinderen, mannen, vrouwen. 1 990. Wie is mijn vader. Wie ben ik? Ze bestaan, we weten het allemaal, de zogeheten "Jappenkinderen". Kinderen van een Jap en een Indisch meisje. Er wordt niet veel over gesproken. Het publiek geheim heeft er genoeg aan dat vooral Indische meisjes als prostituee zijn gebruikt en dat er geweest zijn die het met een Jap hebben gehouden. We kennen ook de namen: die, die en die. Hoe het met die meisjes na de oorlog is gelopen interesseert ons niet. Evenmin hebben we belangstelling voor hun kinderen die verwekt zijn door een Jap. Door er niet over te praten, laten we de zaak letterlijk rusten en misschien is dat het beste. En trouwens: moet dan alles altijd besproken worden? En als we spreken over de oorlog, hebben we dan niet meer dan genoeg aan onze eigen ervaringen? Natuurlijk, er zijn lafbekken geweest, verraders, collaborateurs maarzij allen kunnen niet het beeld verstoren dat de meesten van ons drieënhalf jaar hebben geleden onder de Jap. En sommigen lijden vandaag nóg. En dat mistgebied waarin meisjes en vrouwen zich al dan niet gedwongen gaven aan een Jap, is er één om te mijden. We weten, maar laat maar, laat maar. Hoeveel kinderen in en vlak na de oorlog zijn geboren uit Japanners en Indische meisjes is niet bekend. De schatting is een paar honderd. Maar of het er nu twee- of negenhonderd zijn, zelfs dat is niet bekend. Misschien dat meer exacte gegevens bekend worden wanneer de JIN deze kinderen weet te verenigen. "JIN" is de naam van de contactgroep "Japans Indische Nakomelingen". Deze groep werd in 1 983 gevormd en heette toen "Japanese Roots". In 1989 werd deze naam veranderd in "JIN" en ook werd toen het slapend bestaan van de groep nieuw leven ingeblazen. Het doel van JIN is als volgt geformuleerd: - "Het bevorderen van contacten tussen mensen met een Japanse vader en een Indische moeder." - "Het opsporen van genoemde mensen en trachten gezamenlijk achter onze identiteit te komen, daarbij elkaar steu nen en vertrouwen geven." - "Krachten bundelen om met even tuele hulp van buitenaf onze vaders op te sporen." - "Onze Japanse "roots" ontdekken." In een interne notitie wordt het doel van JIN aldus nader toegelicht: "Binnen de Nederlandse samenleving bestaat een minderheidsgroep, be staande uit mensen met een Japanse vader en een Indische moeder. Deze moeders lijden nog steeds aan de gevol gen van de jaren na de oorlog. De redenen daarvoor zijn duidelijk: hun schaamte en schuldgevoelens zijn soms dermate groot dat velen nu nog weigeren over die periode te praten. Zelfs niet met hun eigen kinderen, die toch recht hebben op minimale informatie over hun natuurlijke vaders. Schaamte, vernedering, afwijzing en zelfverloochening vallen hun kinderen ten deel, zonder dat ze op de steun van een vader kunnen rekenen. Het ont breken van een "warm nest" heeft bij vele van de kinderen, nu veertigers, de nodige sporen nagelaten. Minderwaar digheidsgevoelens, identiteitsproble men enz. zijn de bekende gevolgen die ze niet bewust met hun verleden in verband brengen, nu echter, op latere leeftijd, begint dit bewustzijnsproces op gang te komen. Er worden wegen gezocht om hun vader en eigen identiteit te vinden. Aangezien dit alleen niet op te brengen is, hebben enkelen de con tactgroep JIN opgericht." Wie het bovenstaande leest, plaatst - of hij wil of niet - direct één vraagteken: dat zoeken naar de Japanse "roots", is dat niet een beetje veel van het goede. En meer nog: ligt in dat streven ook niet de wens besloten om "trots te zijn". Wie echter deze drempel naar onsym- pathie (misschien wel weerzin) weet te slechten met het besef dat het hier gaat om kinderen (die er ook niet om ge vraagd hebben), die kan niet anders dan begrijpen dat deze kinderen gewone mensen zijn die zich zoals alle andere gewone mensen op een gegeven mo ment afvragen "wie en wat ben ik en waar kom ik vandaan". Weinig dingen in het leven zijn ergerdan hetniet weten wie je bent. En het daardoor niet begrij pen waarom je zo denkt en zus voelt. De "JIN-kinderen" hebben iets of veel Japans in zich. Niets natuurlijkers dan dat zij als mens behoefte hebben om dat deel in zich te begrijpen. Om dat te kunnen doen, is onder meer openheid nodig. En informatie. Maar hoe aan gegevens te komen als iedereen zwijgt, negeert en ontwijkt. De contactgroep JIN heeft nu een twin tigtal leden. Met twee ervan, Yvonne 1944) en Jos (1945) heb ik gesproken. En met Liz (1925), een moeder. De namen zijn gefingeerd. Yvonne: "Mijn moeder, Indisch meisje en jongste van zeven kinderen was zeventien jaar toen de oorlog uitbrak. Ze woonde in de Oosthoek waar haar ouders een klein landbouwbedrijf hadden. Op een dag kwam de Kempetai bij het desahoofd met de opdracht acht meisjes te ver zamelen. Acht Indische meisjes, waar onder mijn moeder, werden weggehaald en naar een hotel in Bondowoso ge bracht waar zij zich moesten prosti tueren. Mijn moeder heeft zich drie dagen lang opgesloten. Toen werd zij "bevrijd" door een Japanner in civiele dienst. Hij bracht haar weer naar huis. Die Japanner was toen over de veertig. Hij zocht mijn moeder een paar keer op en uiteindelijk begon zij een relatie met hem. Ik ben "bewust" geboren. Mijn moeder overigens heeft in de oorlog twee broers verloren. Bij zijn vertrek naar Japan zei mijn vader tegen mijn moeder "geef mij tien jaartijd. Als ik dan niet terug ben gekomen, ben ik niet meer". In 1950 is mijn moeder ge trouwd met een Indische jongen. Totdat 4

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 4