I
ciële verhouding tussen het moeder
land en koloniën ingang vonden.
In de Agrarische Wet van 1 870 stond
het beginsel voorop, dat het bezitsrecht
van de inheemse bevolking op de grond
beschermd diende te worden. Ver
vreemding van deze bezitsrechten aan
niet-inheemsen werd tegengegaan.
Westerse ondernemers konden woeste
gronden (die niet bij de inheemsen in
gebruik waren) in erfpacht krijgen van
het Gouvernement voor niet langer dan
75 jaar. Gronden in bezit van inheemsen
konden aan niet-inheemsen worden
verhuurd. Dit stelsel was in de Ja
vaanse vorstenlanden reeds in
zwang sedert het einde van de 1 8e
eeuw, waar de landhuurders suiker-,
tabaks en indigo ondernemingen dreven.
Kleine stukken grond (niet groter dan
10 bouw) konden niet-inheemsen in
eigendom krijgen voor de bouw van
huizen en inrichtingen van nijverheid.
De Suikerwet beoogde de geleidelijke
inkrimping van de gedwongen gouver-
nements suikercultuur, die tenslotte
zou resulteren in de algehele opheffing
van deze cultuur in 1892, toen ze
plaatsmaakte voor een geheel vrije
cultuur. Ook op het gebied van de
verplichte koffiecultuur werden tijdens
De Waal s ministerschap maatregelen
genomen, die tenslotte zouden lijden
tot de definitieve afschaffing van deze
oudste verplichte cultuur in 1916.
Deze was toen nog maar een scha
duw van wat ze ooit was geweest,
toen ze op het hoogtepunt van het
Cultuurstelsel, het grootste aandeel op
leverde in de "batige sloten". 1) Van
misstanden was echter in deze latere
tijd na 1 870 geen sprake meer.
Ook op andere gebieden nam De Waal
maatregelen, die voor de ontwikkeling
van Ned.-lndië van groot belang zouden
zijn. Zo werd in 1 869 de omstreden
pandhuispacht afgeschaft en werd van
staatswege financiële steun verleend
aan de in 1 870 opgerichte Stoomvaart
Maatschappij Nederland.
Het oude Preangerstelsel onderging
een ingrijpende hervorming, waarbij de
regenten het recht tot belastingheffing
en beschikking over de bevolking werd
ontnomen. 2)
Op het einde van 1870 zag hij zich
genoodzaakt om gezondheidsredenen
af te treden. Ook na zijn ministerschap
bleef De Waal zich bezig houden met
talrijke publicaties op het gebied van de
Indische financiën. Hij overleed in 1905
in zijn geboorteplaats Den Haag.
Dank zij de door de Agrarische Wet voor
het particulier initiatief geopende
mogelijkheden namen de westerse
cultuurondernemingen spoedig een
grote vlucht: kina in West-Java, tabak in
de Vorstenlanden, Besoeki en Deli
(waar de planter Nienhuys in 1863
was begonnen met het planten van
tabak in een klein, gehuurd tuintje),
rubber en palmolie op de Oostkust van
Sumatra, koffie thee en suiker op Java.
Een aanzienlijk deel van de opbrengsten
van deze cultures kwam de inheemse
bevolking ten goede in de vorm van
arbeidsloon en grondhuur.
Tengevolge van deze ontwikkelingen
veranderde Indië in sterke mate. Vele
nieuwe initiatieven konden nu worden
ontplooid en daardoor kreeg de samen
leving een dynamischer, meer westers,
aanzien. De Indische samenleving had
zich in het afgelopen deel van de 1 9e
eeuw gekenmerkt door een zekere rus
tige gezapigheid, waarin de ambtenaren-
hierarchie domineerde.
De FranseschrijverChailley-Bert noem
de Java "Ie paradis des fonctionnaires",
het paradijs der ambtenaren.
Daarbij kwam, dat in die tijd in het
bestuur een drukkende centralisatie
heerste, waarbij alles vanuit één punt,
vanuit Buitenzorg, werd geregeld. Over
plaatselijke aangelegenheden hadden
de ingezetenen, ook de Nederlandse,
geen enkele zeggenschap. Als bijv.
straatverlichting in Malang moest wor
den aangebracht of reparatie aan het
(lees verder volgende pagina)
v.-1
Spoorwegen werden na 1870 in snel tempo aangelegd en zij bepaalden mede het nieuwe aanzien van Indië, zoals dat in die tijd
ontstond. Als vervoersmiddel voor de produkten van de cultures die een grote vlucht begonnen te nemen waren de
spoorwegen van belang voor de economische ontwikkeling.
13