EEN GRAF IN PALEMBANG
In begin 1 933 werd Pa overgeplaatst van Tegal naar Palembang. Hij werkte bij de
NIEM. In Palembang was een enorm tekort aan woonhuizen en zoals gewoonlijk
gingen wij in het "Hotel" wonen. Dat "Hotel" lag tegenover de Benteng. Aan de
achterzijde was een forse slokan die in de Moesi uitliep. Rechts van het "Hotel"
was een bioscoop.
Tussen school en genoemde etablissementen speelden zich zo'n zes maanden van
mijn jeugdjaren af. Ik was toen tien jaar. Vechten met de tangsi jeugd of in de slokan
een jonge rat vangen en bij ma in de mandikamer loslaten. Meestal had ik wel een
beet te pakken maar nog erger was het als ma uit de mandikamer onder een hels
gebrul losbrak. Met die gemene japanse pantoffel van haar werd ik dan in elkaar
geramd. Na het avondeten ging ik altijd stiekem naar de "bios". In Palembang
was het nog warmer dan in Tegal. De deuren van de bios stonden open voor de
koelte. Dan maar heel stil aan komen kruipen en kijken. Prachtig die films. Hoefde
er nooit voor te betalen. Zo af en toe alleen maar een schop onder mijn achterwerk
van de bioshouder of als Pa het merkte een lel om mijn kop. Adoe wat waren die
films mooi. Heb in zes maanden heel wat gezien. Pa en Ma nooit een.
Vrij onverwacht kwam Pa thuis met het
bericht dat er in Tallung Djawa een huis
leegstond. Andere dag met de auto
erheen. Vanuit het Hotel door de bin
nenstad en dwars door een enorme
begraafplaats kwamen wij bij dat huis.
Pa en Ma gingen het huis bekijken en ik
erom heen. Dat was veel interessanter.
Het huis bestond net als andere Indische
huizen uit een vierkante voorgalerij met
zitje aan de rechterzijde. Links kantoor
en slaapkamer en daar achter ook een
slaapkamer. Daaraan grenzend aan de
achterzijde spen-dapoer-mandikamer
enz., met het huis door een overdekt
tegelpad verbonden. Een groot erf om
de woning heen. Het geheel was ver
waarloosd. Geen echte dakpannen
maar atap.
Zoals gezegd, de weg vanuit Palembang
stad liep kronkelend en slingerend door
een heel groot grafveld. Alle soorten
graven lagen daar. Hele mooie Chinese
en ook waar alleen een paal op stond.
Soms alleen een half ingezakte kuil.
Om een heleboel soesah te voorkomen
was die weg zo slingerend aangelegd,
leder graf moest gespaard worden. Als
de weg echter werd geasfalteerd of
gerepareerd werd na een banjir, was
het niet te voorkomen dat er een stuk
van een graf afging, of al weggespoeld
was.
Het huis dat wij gingen huren behoorde
aan een "arab". Het was het eerste huis
rechts als je de weg van de begraaf
plaats afkwam. Ongeveer 20 meter voor
de erfafscheiding die bestond uit een
pagger van stukken, kembang kembodja
en bomen bevond zich ook rechts een
graf. Een heel eenvoudig graf. Bijzonder
gaaf bewaard. Zelfs goed onderhouden.
Het eigenaardige was dat het voor de
helft boven de weg uitstak. Een vreem
de zaak.
Bij navraag bij de buren hoorden wij, dat
het altijd al zo geweest was. Er werd
wierook op gebrand en iedereen en
alles ging er met een boog om heen.
Zelfs de grobaks volgeladen met ananas
die diep in de nacht voorbij kwamen en
waarvan de menners sliepen gingen er
vanzelf langs, nooit iets gebeurd.
De buren hoopten dat wij nu vaste
bewoners zouden worden. Het huis
was tot nu toe altijd hooguit één jaar
bewoond geweest. Waarom vroegen
mijn ouders. Stilzwijgen en tidak tau.
Binnen 14 dagen was het huis schoon
gemaakt, gemeubileerd en wat dies al
meer zij. Wij trokken erin. Op de fiets
ging ik naar school. Die lag in de wijk
Tallang Semoet. Pa hoopte nog altijd
dat hij daar een woning kon huren. Die
wijk was moderner en "beter", zoals dat
heette. Maar ja, voorlopig hadden wij
een huis.
Wat Pa ook deed en in welke bochten hij
zich draaide en wrong, een huis in
Tallang Semoet konden wij niet krijgen.
De tijd werd erg dringend om uit het
thans bewoonde pand weg te komen.
Niet alleen vanwege de staat waarin het
verkeerde, lekkage, stank, overlast van
een karbouwenstal, geen muskieten
gaas, maar ook van iets anders. Daar
kom ik nu aan toe.
Bij het betrekken van de woning had Pa
bedienden in dienst genomen. Die wil
den wel komen werken, alleen: Iedere V
maanstand, dus volle-nieuwe maan, 1 e
en laatste kwartier, die avonden wilden
zij van 20 uur tot 24 uur vrij af hebben.
Pa vond dat best en dacht aan een
Sumatraanse adat.
Overdag Pa naar zijn werk en Ma thuis
bezig en ik naar school of kattekwaad
uithalend, 's Middags de onvermijdelijke
thee voor het huis. Ma klagend dat zij
helemaal geen kennissen had om mee
te pratenen dan 's avonds 1 9.30 uur
ik naar bed. Daar lag ik dan eerst wakker
Nieuwe omgeving. Andere geluiden.
Palembang aan de Moesi en in een
groot oerwoud. Je verbeelding sprak,
en ook de belofte van Pa dat ik een
windbuks zou krijgen. Een Diana licht-
model. Eerst zien wat ik er mee kon en
zou doen en dan ja dan.... je viel in slaap.
Dat ging zo een paar dagen goed. Tot op
een avond. Door de tralies van mijn
raam kwam iets raars naar binnen. Het
leek wel op dikke of verdikte lucht. Een
luchtbel. Je kon er gewoon door heen
zien en toch was het aanwezig. De volle
maan glom erop. Het rekte zich uit,
kromp in elkaar, werd weer bol en
kwam voor mijn bed aan de andere kant
van de klamboe op de grond terecht.
Ik snapte er niets van. Een reusachtige
zeepbel die langer werd of wat dan ook.
Uit de zeepbel kwam een heel dun
koord. Het leek wel of dat licht uitstraal
de. Dat koord zag ik uit het raam weg
lopen naar de heg van de kembang
kembodja. Alles bij elkaar zou je zeggen
een reusachtige vlieger aan een touw.
Het verschil was echter dat de luchtbel
op de grond zich nog meer indikte en
dat het leek of er een heel oud mannetje
bij mijn bed zat. Heel vriendelijk. Net of
hij bij mij waakte, zoals vroeger een
djongos in Tegal, deed toen ik daar ziek
was. Het was zalig rustig. Ik hoorde Pa
en Ma van de mandikamer komen. Het
moest dus ongeveer 22.30 uur zijn.
Opeens was de oude man weer een bel
geworden en die werd via het touw uit
het raam teruggetrokken.
Ik viel in slaap. De andere dag vertelde ik
het opgewonden aan mijn ouders. Nu
dat was prachtig. Zo'n mooie droom. Ik
maar zeggen dat het geen droom was.
Nou zeg dan komen we vanavond kijken.
Ik hoef zeker niet te vertellen dat ze
keken. Ik was vast in slaap en zij zagen
niets, 's Morgens werd gevraagd: mooie
droom gehad? Wist van niets.
Dagen later op een avond hetzelfde.
Bel naar binnenMannetje kwam zitten.
In de verte speelde de gamelan zoals
iedere avond. Het was betoverend mooi.
Toen heb ik goed op hem gelet en
bekeken. Hij had heel eenvoudige
kleding maar het leek wel gouddraad
dat er doorheen liep. Een schitterende
speld sierde dat alles. Meer zag ik niet.
Later hoorde ik dat zo'n kleed een Kain
Palembang'werd genoemd. Weer gin
gen mijn ouders op vastgestelde tijd
naar bed en de bel ging door het raam
aan zijn koordje weg. Andere dag weer
alles verteld.
Om kort te gaan; Pa raakte geïrriteerd er
over, want telkens na mijn verhaal gin
gen zij voor het naar bed gaan kijken, niets
te zien. Dus Jantje mee naar de dokter.
Was een goede dokter. Knaapje van jou
heeft te veel fantasie en als hij weer wat
ziet, dan flink pak rammel. Dat was weer
wat te erg vond Pa, maar toen ik na een
aantal dagen zei dat het er toch weer
was, kreeg ik meteen een lel op mijn
kop. Njengen natuurlijk. Ma van slag.
Aan de buren gevraagd of zij zo iets wel
meer gehoord hadden. Nee tidah tau.
Alleen de djongos zei na een paar
maanden: Moesti liat ieder 14 van de
maanstand als zij vrij hadden. Misschien
dat er dan iets te zien zou zijn. Op zo'n
avond als bedoeld dook Pa in zijn bed
namopperend over die hele rotzooi.
Slecht huis en alsmaar een huis in
"Semoet" weggepakt vlak voor zijn
neus. Mijn moeder ging toch kijken.
8