Over Kassim, wraak en Te gal 1930-1933 door J. VAN VELTHUYSEN Pa, die een halfjaar eerder teruggekeerd was naar Indië, werd geplaatst als procuratiehouder bij de Escompto Mij te Tegal. Mijn moeder en ik kwamen na, zoals dat werd genoemd. Wij gingen terug met de "Dempo" van de Lloyd. Wat was ik blij weer terug te gaan. Geen geschreeuw van Opa meer, waar wij al die tijd, 1 jaar bijna, gelogeerd hadden. "Jantje licht uit doen op de trap. Jantje deur dicht, we stoken niet voor de gang of trap" enz. Oma was een schat. Pa stond aan de kade bij Priok om ons af te halen. Wij moesten, omdat er geen woning was, eerst in het "hotel". Heer lijke tijd, waarin ik veel verwend werd door de eigenares. Ook was er een gast die enorm groot en dik was. Een flinke bulderende stem kwam nog daarbij, ledereen had ontzag voor hem en hij werd zeer eerbiedig behandeld. Een grote baard sierde zijn groot hoofd. Ik had het helemaal gewonnen bij hem, omdat ik altijd naar hem toe rende als hij in een grote auto aankwam. Onder het roepen van: "Dag Opa en waar ben jij wel geweest" had hij me als zijn vriend geaccepteerd. Ik mocht bij hem aan tafel zitten en hij vertelde met bulderstem over oude tijden en van heel vroeger hoe toen alles geweest was. Na een paar lekkere dingen van de tafel of zelfs van zijn bord gepikt te hebben, ging ik dan weer naar onze tafel toe. Prompt kreeg ik daar op mijn bliksem, zulke dingen deed je niet en onbeschoft ja! Opa lachte als Pa zijn excuses kwam maken. Pa werd alleen maar weggewuifd en dat maakte hem nog woester. Helaas ging deze Opa na 2 maanden al weer weg. Op een avond kwam Pa later dan nor maal van zijn werk terug. Ma vroeg beleefd of hij een zwaar onderhoud met firma "Bols' had gehad. Pa kuste haar uitbundig en Ma hoorde gelaten zijn verhaal aan. Dat wij een huis hadden in Slerok, de Martensweg no. 24. Na die mededeling wilde Pa gaan rusten, maar Ma moest direkt naar het huis gaan kijken. Ik vond het prachtig. Het huis lag op de hoek van de Martensweg en een weg die naar een soort pleintje voerde, gelegen aan de Donker Duyvisstraat. Voorin stond een grote tjemara op de hoek. Hele grote treinen kwamen met nog grotere locomotieven langsstormen, wel een paar per dag. Wij zijn vrij snel verhuisd. Bedienden werden aangenomen, waaronder Kasim de hoofdboy. Kassim heeft een grote rol gespeeld in mijn Tegalse tijd. In die periode was hij eigenlijk mijn vader. Mijn echte vader zag ik heel weinig. Hij moest heel hard werken om orde op zaken te stellen en hem was toegezegd hoofd procuratiehouder te worden mitsNu ja als hij maar werkte en nog eens werkte en de zaken op kantoor beter gingen. Nu dat heeft hij dan ook gedaan en de promotie werd toegekend. Ten koste van het familieleven. Zondags was hij er de hele dag, maar verderop kantoor of voor kantoor onder weg. Maar genoeg hierover. Zondags gingen wij vaak naar de Feit kamps op Doekoewringin. Hij was hoofd administrateur van de suikerfabriek. Ik had dan een heerlijk vrijgevochten leven bij Tante Jo Feitkamp. Soms met Oom Flip in zijn race-auto naar Kalibagong, zwemmen. Kemanglen was de andere suikerfabriek, waar Wim Wijn de scepter zwaaide. Ik ging daar veel heen op vakantie. Op school ging het redelijk goed. Mijn grote vriend (eigenlijk een broer) was Gerrit Nottelman. Samen hebben we heel wat beleefd. Op een dag kreeg ik een duikboot. Op de toren bevond zich een schroef. Eraf gedraaid, kon je met een sleutel een veerwerk opwinden. Schroef er weer op en het roer af gesteld, dan drukken op de schroef en de motor liep. Het bootje van zo n 25 cm lang, legde wel een afstand van zo n 30 meter onder water af. Diepgang was ongeveer 50 cm, misschien iets meer. Toen wij op een zondag weer in Kali bagong aankwamen, Gerrit natuurlijk erbij, was er rameh, twee schorpioenen waren er gevangen. Notabene in het zwembad. Dat ze niet verdronken waren, snapte niemand. Ze werden niet doodgemaakt. Uit de nabijgelegen kampong kwam iemand om de schor pioenen op te halen. Hij bekeek ze een tijd, strak aankijkend. Dan de middel vinger over de ene en daarna over de andere schorpioen strijkend, pakte hij ze op en ging weg. Oom Theo Hanraath vloekte en vroeg hem hoe hij dat deed en wat hij ermee ging doen. De man keek hem lang aan. Nu ook weer heel strak kijkend en zei: opleiden voor gevecht m'nir. Oom Thoe keek wat suffig en streek over zijn ogen. Toen vervolgde de man: Ziet u wel op deze manier. Oom Theo heeft die dag niet veel gegeten en "pait" moest hij hele maal niet hebben. Naderhand zei hij: 't Leek wel of er opeens niets meer was", 't Mooiste komt echter nog. De mannen gingen rondjes zwemmen en de vrou wen stonden in het halfdiepe nog te omong kossongen over die griezelige beesten. Je had wel "oelers" die ook in het water zwemmen. Heus waar. Opeens kreeg ik een mooi idee. Duikboot opwinden en onder water op die vrouwen afsturen was direkt gebeurd. Gerrit had me al voor de gevolgen gewaarschuwd, maar soedah te laat al. De boot koerste prachtig op een stel dijen van de dames af en toen klonk er een gil van tante Mans. Ze voelde iets langs haar dijen strijken en de dames zagen "iets" in het water. Alles wat man was, kwam aangerend en stoer achter dat "ding" aan. "Ding" was echter uit en/of afgelopen. "Ló", duikboot van Jantje. Waar zit die rotjongen. Alles was snel bekeken. Rotjong een oplaser. Blèrend uit het water. Bootje afgepakt. Gerrit zat zich rotte lachen. Tante Mans moest in een "krossi males" bijkomen. Toch was 't een fijne dag geweest. Naderhand was het een mooie vertelling voor de soos. Jantje kreeg als vergoeding een "es gossok", maar voorlopig zat ik met een rood gezwollen oor. V 9 De grote vakanties logeerde Gerrit bij ons in Tuwel, in de pondok "Sunny Home". Daar hadden we een paar pony's en maakten tochtjes naar Ciancur. Lekker in de warmwaterbronnen. Om gekeerd ging ik bij de familie Nottelman, dus Gerrit, logeren. Daar hadden wij een karetboom ontdekt. Kerf in de boom. Sap afgetapt op bladeren. Dro gen. Rond steentje nemen en dat over de gedroogde "karet" rollen. Na een paar dagen je rot gewerkt te hebben, had je een prachtig balletje dat stuitte als de pest. Ach, 's avonds moe ge speeld, werd je onder een heuse deken door "Ma" Nottelman ingestopt en met een zoen welterusten gezegd. 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 12