Kali Bagong, Pasen 1932. Wedstrijdzwemmen voor kinderen: Met toeter Lou v.
Velthuysen, links achter hem Ilse Feitkamp, onbekende, Jonnie, de zoon van de
regent van Tegal. In badjas Tante Jo Feitkamp met achter haar Frieda v.d. Putten.
In de schaduw Mans Peyroth. Aan de andere kant kinderen van de familie
Feitkamp. Wie herkent de overige Tegallenaren?
Nu dan over Kassim. Hij was mijn
pleegvader. Op een dag riep hij me
achter de mandiput op het erf. Ik zag
een prachtige kattapult in zijn hand. Een
schoonheid was het. Nu begreep ik wat
hij al die dagen aan het maken was
geweest en die geheimzinnigheid. Hij
was voor mij, maar alleen na oefeningen.
Twee weken lang onder zijn toezicht
leren schieten. Mikken, de juiste stenen
zoeken en ook raken. Ik had er aanleg
voor en na twee weken kreeg ik hem
dan ook. Echter één belofte: niet schie
ten op mensen of dieren, anders karter-
piller weg. Assem, manga's, alles was
goed. Beloven ja! Ik ben mijn belofte
nagekomen.
In de moessontijd als de regen met
gajongs tegelijk uit de lucht werd neer-
gesmakt, dan speelde Dokter Dik, onze
achterbuurman op zijn fluit. De slokans
borrelden en het regenwater verdween
gorgelend in de pijpen en maar lekker
onder de pantjoeran staan. Heerlijk, 's
Avonds begon Dr. Dik te spelen. Dat
klagelijk geluid gaf een extra dimensie
aan die droeve toestand van nattigheid.
Ach zo somber werd dan alles om je
heen. Kassim had in die tijd uit bambu
china een fluit gemaakt. We gingen dan
stiekum naar de "kakkus", want die lag
het dichtste bij de woning van "de
fluitist". Als Dr. Dik begon te spelen en
te oefenen van "moe er ligt een ajam in
de pan" of hoe dat heet, dan volgde
Kassim hem een onderdeel later na.
Dr. Dik één noot en dan Kassim pal
erachter dezelfde noot. Dan stopte de
fluitist met spelen. Je hoorde hem wel
vloeken en dan begon het weer van
voren af aan. Na een kwartier of zo hield
het voor die avond op. Hij sloop dan
naar de muur die onze erven scheidde
en luisterde. Volgende avond weer
hetzelfde. Na een week gaf Kassim de
fluit aan mij en hij weg. Ik wachtte die
avond voor niets. Dr.Dik studeerde niet
op de fluit. Volgende avond raak. Ik was
helemaal niet muzikaal, nooit geweest
en ook nooit geworden. De enige muziek
die ikgoed maakte,wasvolgens Kassim
op de rumah kakkus en volgens Ma als
ik een lel met de Japanse pantoffel
kreeg.
Maar nu weer terug naar Dr. Dik. Hij
begon te spelen en ik probeerde hem te
volgen. Alles ging fout. Ik speelde mijn
melodie en Dr. Dikde zijne. Opden duur
na 10 minuten speelde Dr. Dik nog
valser dan ik. Opeens hield hij op. Ik had
dat niet zo vlug door, maar hij sloop naar
onze erfmuur. Ik maar door piepen en
janken tot er opeens een bottol tjebok
van zijn "rumah k" over mijn kop vloog.
Pal daarop kwam een woedend gezicht
over de muur dat iets brulde over
boeaja's en nog veel meer diersoorten.
Ik maakte mij in het donker zo klein
mogelijk achterin de rumah k van ons.
Het noodlot was echter dat Pa weer
eens zonodig moest en op het moment
dat Dr. Dik begon te "oreren", net de
hoek om stapte om in de r.k. te komen.
Hij snapte er geen barst van. Kort en
goed: Óver en weer scheldpartij, dan
excuses, dan fluit van Jantje kapot en
Jantje zelf bijna kapot. Nog mooier was,
dat Pa 10 dagen later opeens een viool
had gekocht en ging oefenen. Al gauw
kwam er een telefoontje van buurman
v.d. Putten of Pa de djongos aan het
villen was of die rot kat van Jantje. Ma
dacht dat Pa mijzelf aan het villen was.
Buurman v.d. Putten had vreselijk de
pest aan mijn kat. Het was een kruising
tussen een gewone en een wilde kat.
Een grote knoert. Als hij in de tuin zat,
durfde niemand het erf op, of het nou de
fruitverkoper was of Frederik Kasenda
met zijn schilderijen. Toch was het een
heel lief beest. Op een avond hoorden
we schieten met een flobert-pistool.
We hoefden niet te vragen wie, waar en
wanneeer. v.d Putten zei niet veel de
anderedagen. Ik huilde om mijn kat. Na
een week was hij dood.
Ik was dolblij met de kattapult van
Kassim. Autoruit van v.d. Putten kapot.
Zeker steentje op de aloon aloon, daar
gebeurde het. 's Nachts bed uit en de
deur uit, was erg moeilijk, maar het ging.
Spijker onder de autoband van v.d. Put
ten, weer in bed. Andere dag bij ontbijt
legde Kassim de spijker naast mijn
bed. Hij zei niksen wreef over mijn haar.
Ik had de les begrepen. Eerlijk vechten
want anders verlaag je je tot een stand
punt, dat je veroordeelt in je buurman.
Misschien was mijn kat toch een hoop
lijden bespaard gebleven want een paar
maanden later brak er hondsdolheid uit.
ledereen had het erover en velen gingen
met hun dieren een "anti" spuitje halen
voorzover dat nodig was. Thuis mee
praten over hondsdolheid, maar wat het
nou was en hoe het eruit zag, wist je als
kind niet. Dan vragen aan Kassim. Hij
zei dat hij erover moest nadenken. Na
een paar dagen op een zaterdagmorgen,
stond hij voor mijn getraliede raam met
muskietengaas. Hij wenkte mij naar
hem toe te komen. Vinger op de mond.
Ik erheen en vroeg hem wat er was. Hij
wees naar binnen en zei: "Liat sadja".
Ik zag Pa staan met een enorme hoeveel
heid scheerschuim om zijn mond. Een
mes heftig zwaaiende en dan allemaal
gemompel en af en toe zeep uitspugend.
Ik keek hem aan. Een woord zei hij: Net
als gondsdol!
Toen begreep ik er iets van. Schuim
bekkend. Zou Pa ook al hondsdol zijn.
Soms dacht ik van wel als hij me geleld
had. Verder had ik geen tijd om daar
over na te denken. Want er schoot me
iets te binnen. Met een rotgang naar
mijn vriend Jonnie. Dat was de zoon van
de Tegalse Regent. Gerrit was in die tijd
al naar Holland vertrokken met de
Johan v. Oldenbarneveldt. Gelukkig
was Jonnie thuis. Altijd moeilijk te
vinden in dat grote huis, met alles erbij
en eromheen.
Jonnie vertelde ik het verhaal over
schuimende scheerzeep en hondsdol.
Hij keek bedachtzaam toe ik hem mijn
plan vertelde. Hoe ik er aan kwam. Van
Kassim. Toen ging hij naar binnen en
zocht in een boekje alles op. Zo was hij.
Zeer punctueel en wijs, maar heus een
jongen waarbij je wel op je tellen moest
(lees verder volgende pagina)
13