In en om de desa
passen. Een fijne kameraad. Ja het was
het proberen waard en hij ging mee.
Bij buurman v.d. Putten hadden ze een
kleine hond. Hoe wil jij dat mormel te
pakken krijgen. Weet niet, zei ik. Hij wel.
Hij gapte uit de keuken een stuk dendeng
en wij naar de Martensweg. Het heeft
ruim 1 34 uur geduurd in de hete middag
zon tot wij de hond van de buurman
hadden. Een heel lief beest. De scheer
kwast van Pa en zeep waren zo gepikt.
Wij hebben samen de hond een pracht
van een schuimende bek gekwast. Het
werd nog echter omdat hij begon te
niezen en te grommen. Kwijlen deed hij
ook. Jonnie zei: Pas op, hij wordt wild,
laat los nu maar. En daar ging het
mormel. Weer alles fout. Onze baboe
die stond te strijken op de overloop, zag
de hond blaffend achter de pagger
vandaan komen. Wij hadden hem in
onze garage die vrijstond van het huis
en ervan gescheiden was door een
pagger, ingezeept.
Haar gegil van adoe adoe bracht iedereen
op de been. Goddank Ma niet! Een ramé
dat er was bij ons. Dat was echter niets
in vergelijking bij v.d. Putten. Tante
Frieda vloog door het huis heen naar de
kokki, die een halve beroerte had. Pan
nen en alles omver. Veel stuk. Tjilakka
ja.
Jonnie was slim. Jan jij gaat tidoer ja en
ik ga naar huis. Martensweg af via SCS-
gebouw en aloon aloon. Voorlopig niet
bij elkaar komen. De deur naar mijn
kamer stond al open en ik werd vlug
naar binnen geduwd en in bed gestopt.
Alles weer dicht. Kassim als altijd weer
daar.
Toen er 's avonds rottigheid was, ge
tuigde Kassim dat hij hoogst persoonlijk
de "njo" in bed had geholpen. Alleen
niet op welke tijd. De eerste weken bij
het scheren, vloekte Pa alles uit de hel
bij elkaar. Toen mijn Ma vroeg wat er
toch was, zei hij: Die rot zeep, ik ruik
alsmaar een duffe hondelucht. Als hij
dat zei, keek hij me altijd gemeen aan,
niet omdat wat gebeurd was bij v.d.
Putten maar omdat hij me ervan ver
dacht hem een nieuwe geur zeep aan te
willen smeren. Had er totaal geen
belang bij dat te doen.
Herinnert u zich het leesboekje "In en
om de desa" uit uw lagere schooltijd?
Een heel leuk boekje, maar daar wil ik
het eigenlijk niet over hebben. Ik wil
proberen u aan te tonen hoe mooi desa
namen vaak zijn; gewoon genoemd
naar plaatselijke omstandigheden of
situaties.
De oude Auckland staat voor het huis
warm te draaien. Tegen een uur of acht
rijden wij weg, eerst naar Kajoetangan.
Bij Mabes halen wij lekkere garnalen-
broodjes en bij Toko Oen en paar flessen
limonade van Landré Freres. Wij rijden
Malang uit en komen in Kebonagoeng.
Kebon is tuin en agoeng is groots. Een
welvarende streek met veel sawahs en
uitgestrekte suikerrietvelden van de
gelijknamige plaatselijke suikerfabriek.
Via Kepandjen komen wij in Soember-
poetjoeng. Soember is bron en poe-
tjoeng is een grote boomsoort. De bron
bestaat werkelijk en het heldere water
spuit wel vijftig centimeter uit de grond.
Boven de bron stond de grote poe-
tjoengboom met zijn brede lommerrijke
bladeren. De vruchten van deze boom
worden verzameld en verkocht als
kloewek. Verder westwaarts komen wij
in Karangkates. Karang betekent hier
kring en kates is de papaja. Papaja is
hier ook overvloedig te krijgen. In deze
desa staat ook een mooi en gaaf
ganeshabeeld. Een menselijk lichaam
met een olifanten hoofd en vier armen.
Wij dalen dan het dal van de Lahor
binnen, een rivier die een diep dal door
het landschap heeft geslepen, met vrij
stijle hellingen van 1 2 tot 1 5%. Als wij
het dal uit zijn gereden kom je in
Seloredjo. Bergsteen komt hier veel
voor en wat ligt dan niet méér voor de
hand dan om de streek Seloredjo te
noemen. Dan rijden wij langs een deel
van de tuinen van de rubberonderne
ming Soembernongko. Soember is bron
en nongko is nangka oftewel jack-fruit;
een mooi uitgedachte naam. Vervolgens
kom je in Kesamben en dan Wlingi,
een soort riet of grassoort dat hier
voorkwam. In Wlingi stond de suiker
fabriek Kenongo, men zegt ook wel
kenanga, een grote boom waarvan de
bloemen worden verzameld en voor
vele doeleinden worden gebruikt. In
deze streek ben ik eens in de desa
Kembangaroem geweest. Toevallig was
het de tijd dat de doerian bloeide; de
hele desa rook naar de geur van de
doerianbloesem.
Wij rijden nog steeds westwaarts en
passeren vele plaatsen met mooie klin
kende namen om uiteindelijk in Toe-
loengagoeng te komen. Men heeft mij
verteld dat hier eens watersnood heerste
en grote hulp uit het noorden kwam.
Hier verleggen wij de reisroute wat in
zuidelijke richting en komen in de desa
Tjampoerdarat, vlak onder de Goenoeng
Kidoel; aan de noordzijde grenzend aan
een groot meer van dezelfde naam,
Tjampoerdarat: tjampoer is mengen,
darat is land (bodem). De wind komt
hier meestal uit het noorden, slaat
tegen de Goenoeng Kidoel aan en slaat
dan neer op het meer, veroorzaakt
wervelwinden boven het meer en brengt
het water in beroering.
Dan gaan wij de Goenoeng Kidoel in, de
weg wordt bochtig met hellingen van
meer dan 1 5%. Na circa 154 uur rijden
komen we op het hoogste punt in de
desa Watoelimo. In het zuiden zien we
de Indische Oceaan met in de verte vijf
reusachtige rotsen. In Watoelimo kopen
we mangistan, een veertig stuks geregen
aan een bamboetouw. In een andere
waroeng kopen we nog wat pisang
soesoe en na van al dit lekkers te
hebben genoten vervolgen we onze reis
naar Prigi. Daar komen we laat in de
middag aan. In de pasanggrahan zoeken
wij slaapkamers uit. Na de bagage te
hebben uitgeladen gaan we naar de
familie Oertel die hier een zee-visserij
had. Hier gebruiken we ons avondeten
met heerlijk versgebakken zeevis.
De vakantie is begonnen en gegaran
deerd met heel veel zon.
0. E. ROGIER
14