Desa Kuwangen
a)
door J. S. SANDBERG
Desa Kuwangen. Dit gehucht ligt ergens oost zuid-oost van Yogya, een eind voorbij
Wonosari. Wij hebben daar tien dagen gelogeerd bij een oude tani en zijn vrouw, de
schoonouders van een inwoner van Yogya die wij al jaren kennen. Die man is niet
rijk, maar zeer intelligent. Met een keurige hand schrijft hij mij al 10 jaar lang de
mooiste brieven. Ik had hem eens een keer geschreven dat ik wel eens in een desa
zou willen verblijven.
Wij hadden Umaryadi (zo heet onze
man in Yogya) gezegd dat het ons
weinig kon schelen hoe wij gehuisvest
werden, maar dat wij wel één wens
hadden; n.l. water en een plek om te
mandiën. Dat hebben ze voorbereid.
Over die voorbereiding moet u niet te
min denken, want dat was een hele
klus. Een deel van die Rumah Jawa
(alles van bilik, dat wel; maar ruim)
werd voor ons afgescheiden, een bale-
bale geplaatst met bultzak en eraan
gebouwd een kleine bilike mandi kamer
(in het Javaans zeggen ze eigenlijk
gedek, maar dat doet mij teveel aan iets
anders denken). Wat voor een mandi
kamer zult u zich afvragen. De oplossing
was even eenvoudig als geniaal. De
mandibak was een groot ijzeren olievat
van 200 liter, u weet wel zo'n drum. Via
een gespleten bambu kon het vat van
buiten worden gevuld, en dat gebeurde
iedere dag door een buurman die het
water van een kilometer ver naar ons
toe pikoelde. Ook voor de siram was
gezorgd. Buiten was een losstaand bilike
hokje verschenen, en dat was ons toilet.
Een grote luxe, want het normale toilet
was eigenlijk de natuur om ons heen.
Nou was er niet zo veel natuur toen wij
daar aankwamen, want wij kwamen
precies op het eind van de droge tijd. En
daar is het droog! Er groeide geen
grassprietje. Niet één! Dit is dan ook
geen streek met sawah's, uitsluitend
droge ladangs. Daarom is het een arme
streek. Maar één oogst per jaar en het
resultaat is geheel afhankelijk van hoe
de regens zijn geweest. Toen wij kwa
men, 21 november, waren de regens
laat. Maaroh oh gunstig teken, wij brach
ten de regen mee. Nog niet zo hard, het
miezerde een beetje; soms wat harder
soms wat zachter. Slechts enkelen dor
sten al te gaan zaaien, de meesten heb
ben nog een paar dagen gewacht om te
zien of de regens werkelijk doorbraken.
Regent het n.l. niet door dan kan het
opkomende zaad afsterven en zit de
tani zonder zaad en moet hij zich in de
schulden steken om aan nieuw zaad te
komen. De derde dag echter begon het
flink te regenen en kwam er een activiteit
van jewelste, ledereen, groot en klein,
man en vrouw was buiten op het land
met een stok gaatjes aan het prikken,
zaad erin te laten vallen of ketela stokjes
in de grond te steken. Van zonsopgang
tot een uur of een/twee. Daarna werden
meest bezigheden thuis of op het erf in
de schaduw gedaan.
Onze komst in de desa was natuurlijk
niet onopgemerkt gebleven. In zo'n klei
ne sociale gemeenschap is het nodig
om met iedereen kennis te maken. Dat
gebeurde min of meer officieel, want
men is toch wel vormelijk op Java, zelfs
in zo'n eenvoudige gemeenschap. De
20 belangrijkste mannen van deze
gemeenschap van 21 6 gezinnen waren
uitgenodigd die eerste avond met ons
kennis te komen maken. Tegen 8 uur
kwamen zij aan en namen plaats in een
U-vorm met mijn vrouw en ik dwars op
de U aan de bovenkant. We zaten alle
maal op de grond. Het was er donker. De
verst verwijderde mannen waren nau
welijks te zien. Zo nu en dan zag je in de
verte een vurig puntje oplichten van een
sigarette-eindje. Er ging rust uit van
deze grote donkere ruimte, het leek een
kring van wijze mannen. Het was een
kring van wijze mannen. Want hoewel
voor het overgrote deel analfabeet, was
de sfeer om ons heen van een duizend
jaar oude beschaving. Je voelde hoe al
door de eeuwen heen de dorpsouderen
zo in een kring op de grond bij elkaar
hadden gezeten om belangrijke aange
legenheden te bespreken. Waardig, op
zachte toon, zonder stemverheffing
werden geschillen beslecht, of proble
men toegelicht en besluiten genomen.
De belangrijkste mannen zaten het
dichtst bij ons, zoals de kepala dusun,
en daarnaast de ketua pemuda. Deze
jongerenleider nam een opvallend be
langrijke plaats in in dit dorp.
Niet alleen ging het bij mij om een
kennismaking, maar ik wilde ook even
tuele geruchten omtrent het doel van
ons verblijf al meteen de kop indrukken
(op een vorige vakantie hadden wij op
Sumatra een Hollandse jongen ontmoet
op het platteland, van wie iedere
autochtoner dacht dat hij daar een schat
kwam opgraven; jaren hebben ze dat
gedacht omdat ze geen enkele andere
plausibele reden konden bedenken
waarom een "rijke" Belanda zich daar
ophoudt). In een officiële toespraak heb
ik na een welkom o.m. gezegd: Kami
disini bermaksud libur. Kami sangat
senang melihat desa ini. Kami ingat
(lees verder volgende pagina)
Als de tani 's morgens vroeg naar de ladang gaat, draagt hij
Er groeit niet één grassprietje aan het eind van de droge tijd. de ploeg op zijn schouder en zijn sapi loopt er lichtvoetig
naast.
6