INDONESIANA: cultuurkunde van Indonesië Een publicatie van de Vakgroep Talen en Culturen van Zuidoost-Azië en Oceanië van de Rijksuniversiteit te Leiden, samengesteld door dr. W. van der Molen. Deze publikatie bevat negen artikelen, elk handelend over een aspect van de cultuur van Indonesië. Prijs 10,-. Te bestellen: telefonisch, 071 - 27 24 18 27 22 03; schriftelijk: RUL, Vakgroep TCZOAO, Postbus 9515, 2300 RA Leiden. Dr. van Stein Callenfels, "Iwan de Verschrikkelijke", "Stientje" voor zijn vrienden. Links, de "mens-berg" tijdens een expeditie met drie negrito's in een rotsdakschuilplaats. Rechts, naast de koningin van Siam, met in zijn handen de "Schedel van Ahmet". ik "dag meneer Zee-us". Een berg van een mens, zeker twee meter hoog en even breed, omhuld door een pyama zo groot als een circus tent en op sloffen zo breed als de schapevellen die buiten bij de Chinees hangen. Voorzichtig ging mijn blik omhoog naar welig zwart struikgewas waarboven twee tintelende ogen onder de harige rupsen (zijn wenkbrauwen), een hoog voorhoofd en onstuimig lang haar. Een hand, groot als een pandeksel daalde uit grote hoogte neer en kwam fluweelzacht op mijn kaalgeschoren kersepit.... "En hoe heet jij, broer?" "Ja, meneer Zee-us, maar ik heet tegen woordig geen broer meer, maar Jo", waagde ik. "Ah, zo, denk jij dat ik Zeus ben! Een fijn compliment, maar je moet Zeus zeggen!" daverde het uit grote hoogte, op het moment dat mijn vader het huis uit kwam. "Zo, Charles, prop jij dit manneke nu al vol met mythologie, maar Jo, zeg jij maar Ome Stien tegen mij hoor". En dit was dan mijn kennismaking met Indies grootste geleerde, koning der zonderlingen, doctor in de archeologie en paleontologie, vinder van verdwenen hindoetempels, vertaler van inscripties van Boroboedoer, Mendoet en vele andere oudheden: Dr. Van Stein Cal lenfels, Iwan de Verschrikkelijke of voor zijn vrienden "Stientje". "En, broer Jo" galmde het uit hoge sferen, "zal ik jou, omdat je zo'n fief menneke bent, nu eens een mooi kunstje leren!" En de mensberg nam stram de militaire houding aan, bracht zijn formidabele rechterhand aan de rand van een vreemd plat petje en... liet zich stijf, plat achter over vallen op de marmeren vloer van onze voorgalerij..., waarop ik, koud van schrik, toch nog een opgetogen "hoera" kon uitbrengen. Ome Stientje was als jong B.B.-ambte- naar benoemd tot controleur in Madioen en de eerste de beste dag moest hij zich melden bij de Resident, zodat hij in een zwarte pakean-deftig de gloeihitte trot serend richting Residenan, waarbij hij vanzelf de soos passeerde, waar een vrolijk gezelschap koffie- en suikerplan ters in gezellige kout om de ronde tafel aan de borrel of het splitje verenigd zat.... "Heeee, kijk eens aan, wat moet jij in je pakean-deftig!" En weldra had Stientje zich voorgesteld en was hij vlot in de vriendenkring opgenomen en het ene paitje volgde het andere op en dat ging zo door tot de rijsttafel en de middagborreltjes, het avondeten en zo tot diep in de nacht, toen een van de planters vroeg waarom de nieuwe vriend zo deftig was aange kleed. "Dat is waar ook..., ik moest mij gaan introduceren bij de Resident, en dus stap ik maar eens op". En de planters lieten de sooslijke ronze bons uit hun bed halen en in feestlijke optocht zwaaiden ze richting residenan waar Stein zijn orkest opstelde en het Wilhelmus liet blazen en fiedelen, waarop de resident in slaapbroek en kabaai woedend ten tonele verscheen.... Binnen een week had Stein zijn ontslag briefje. Dankzij de vele goede relaties van zijn vader werd hij koffieplanter in het Kedi- rese en hij was heel vlug ook in dit beroep zo'n kei, dat hij het parade paardje van zijn administrateur werd en zo viel hem de eer te beurt een hoge kang van dat koffieconcern te mogen voorlichten over alle clonen, over scha- duwbomen en alles wat er groeit en bloeit in de koffietuinen. En er kwam gewoon geen eind aan al die Javaanse, Hollandse en Latijnse namen en Steins baas kreeg een grote pluim op zijn hoed, evenals natuurlijk die jongste planter, zodat de baas hem die avond bedankte en zei: "Wat ken jij een namen die ik nooit gehoord heb, geweldig hoor!" "Ach meneer, dat waren dezelfde als die ik eerst noemde... maar nu achter stevoren". Op een goede dag zat Stein doodmoe op een zwaar bemoste steen en met zijn wandelstok krabbelde hij zo wat in het mos... en vond daar een ganse muur van een hindoe-tempel. En Stientje ver huisde naar de Oudheidkundige Dienst, legde zich toe op het Sanskriet en wijdde zijn verdere leven aan zijn tem pels. (wordt vervolgd) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 13