Hersenspinsels van een Indovidu:
LEZEN EN SCHRIJVEN (2)
Natuurlijk mag U boos wor
den om de onzin die er over
Indië geschreven is. Maar U
kunt beter een ander boek
pakken I.W.I. heeft meer dan
3000 titels voor U ter inzage.
Zou - "De Hollandse vrouw in Indië" - me het antwoord kunnen geven op de vraag
waarom Indië na drie en een halve eeuw kolonie te zijn geweest toch een vreemd
en ver land gebleven is? Gedeeltelijk, maar zeker heeft het boek mij teleurgesteld
omdat ik de ethische bewogenheid gemist heb die aan de schrijfster Marie van
Zeggelen wordt toegeschreven.
Bij een bezoek aan een suikerfabriek
noteert - "De Hollandse vrouw in Indië" -
zonder enig commentaar het antwoord
op haar vraag of de Madoerees, die bij
zijn keurig gepoetste machine staat,
iets voor zijn machine voelt.
"Neen, hij is zelf een machine. Ze wer
ken hier omdat het moet, zolang ze geld
nodig hebben. Meeleven zoals in Europa
doet de werkman niet - enthousiast zijn
ze nooit"
De volgende dag hoort ze de woorden
van haar gastheer bevestigd als de 1 e
machinist komt melden dat de nacht
ploeg niet is opgekomen. "Het is weer
het oude liedje, ze hebben geld, dus
werken ze niet, ze kunnen best een
week er van leven".
Hoe vaak heb ik, tot op de dag van
vandaag, deze kwalificatie over het
werkvolk in Indië niet moeten aanhoren?
Is het te veel gevraagd om van geschool
de mensen te verwachten, dat er begrip
doorklinkt in het verwoorden van onaan
gename verschijnselen waar ze mee te
maken kregen bij de omschakeling van
de eeuwenoude goederen huishouding
van de desa naar de westerse geld
huishouding? In de desa heerste sinds
eeuwen evenwicht tussen produktie en
consumptie, waarin producent en con
sument vaak in dezelfde persoon ver
enigd waren. Bovendien was het aanbod
goederen voldoende om aan de geringe
vraag te voldoen. Het doorbreken van
een dergelijke statische structuur met
sterk sacrale tendenzen eiste tijd, hoe
vervelend het voor de leiding van de
suikerfabriek ook was. De moeilijk
heden die daaruit voortvloeiden kunnen
niet worden afgedaan met een genera
liserend "ze werken omdat ze geld
nodig hebben", alsof dat alleen voor het
Inlandse werkvolk gold. Kwamen de
Europese werknemers anders dan om
geld te verdienen naar Indië?
In een van haar brieven, geschreven in
Celebes over een bezoek van de Datu
aan haar huis, laat Marie van Zeggelen
zich ontvallen: "Horen al die vuile, bruine
mensen bij haar?"
Van het bezoek doet ze uitgebreid
verslag. Ze weet zich verheven boven
de "Boegineesjes" als ze voor hen op
een zendingsorgeltje speelt. Eerst
Glück's, vleiend, gracieus andante uit
het Ballet aus Orpheus, dan Wenn ich
einmal soil scheiden uit de Matthaus
14
Passion". Even zie ik achterom onder
het spelen en dan schrik ik toch een
ogenblik. Daar achter me is een opge
drongen menschenmassa. Bruine ge
zichten, bruine lijven, vooraan de ge
goeden met songko's op, maar daar
achter al de als ragebollen lijkende
pruiken zwart haarIk eindig maar zo
gauw met Mozart's Menuetje uit Don
Juan."
Nee, uit geen één brief van de zwerve-
linge blijkt haar ethische bewogenheid.
Ze roddelt over Indischen, ze verklaart
met stelligheid: "Laat zoo n Javaansch
of Madoereesch troepje soldaten alleen
een kampong bezoeken en er gebeuren
ongelukken. Bezittingen noch vrouwen
zijn hun heilig", en al in de eerste brief
schrijft ze dat "Bas Veth grootendeels
gelijk heeft als hij zegt "Een mooi ding en
een lieve vrouw worden hier leelyk", en
als ik verder lees "Het is zoo verschrik
kelijk dat eeuwige groen, dat eeuwige
thuiszitten tussen de wit gekalkte
muren", dan denk ik aan ons laatste
huis in Indië. Omzoomd door witte en
lila kembang Serdadoe stonden in de
voortuin twee Katja Piring heesters die
het hele jaar door hun geurige witte
bloemen tussen de donkergroene bla
deren staken. Aan de rechterzijde van
het huis kropen de paarse bloemen van
de Bougainville tegen de gevel naar de
dakrand en links van het huis deelde de
stam van een ramboetanboom het tuin
pad naar de achtertuin in tweeën. Het
eeuwige groen van die boom verblijdde
ons elk jaar met rode trossen vrucht,
waar we weken van genoten. Langs een
vlechtwerk van bamboelatten die tegen
de dakrand van de achtergalerij was
vastgezet, groeide en bloeide de gele
Alemanda en tegen de achtermuur van
de tuin stonden, in vele variaties groen,
stoelen pisangbomen; ambon, soesoe,
radjahDit is de tuin om het huis
waarover ik zo graag sprak in de onvrij
heid van de krijgsgevangenschap. Hoe
vaak heb ik toen niet in gedachten
tussen de pisangbomen op het achtererf
gestaan. Van daaruit leek het huis te
zijn ontsproten aan de gele Alemanda.
Dromen waren het. Dromen zijn het
gebleven door de nasleep van de oorlog
in Indië.
Marie van Zeggelen's klacht over het
eeuwige thuiszitten tussen witgekalkte
muren begrijp ik niet. Niemand hoeft
thuis te zitten en niemand de witgekalkte
muren kaal te laten. Bezig zijn in Indië is
beslist niet moeilijker dan in Holland en
vriendschap sluiten ook niet. Dat daar
voor op zijn minst enige kennis van land
en volk noodzakelijk is moet voor een
ieder duidelijk zijn. Marie van Zeggelen
is zich bewust van een achterstand op
dit gebied. Ze beweert dat een Hollands
kind opgevoed wordt met een volkomen
negeren van alles wat Indië is
terwijl een Indisch kind van klein af over
Holland hoort spreken, Hollandse men
sen om zich heen ziet en meestal Hol
landse onderwijzers heeft. En als ze op
een vooruitgeschoven post in Celebes
een Indische als buurvrouw krijgt
schrijft ze: "Mijn lotgenote wist mij een
massa dingen van Indië te vertellen,
want een echte totok zoals ik ben, kan
jarenlang in de tropen zijn, zonder nog
van al die kleine geheimzinnigheden af
te weten. Ze voelt ze wel, maar kent ze
niet, want Inlanders willen met mij nooit
zo vrij uit spreken als ze dat b.v. met Elly
doen. Hoewel zij even blank is als ik,
weten de menschen uit het volk bij de
eerste kennismaking dadelijk: "Dat is
iemand uit het land, en dat is een
vreemde". Al ben ik nog zoo vriendelijk
tegen een Inlander, al overlaad ik hem
met goedheid, zijn volle vertrouwen
krijg ik nooit, want diep in hem is de
overtuiging, dat ik hem uitlach om wat
hem heilig is."
Dat laatste is maar al te waar. Ze weet
het, maar ze doet er niets aan, of liever
gezegd, ze kan er niets aan doen, omdat
ze kennis over land en volk vergaart met
haar verstand, haar hart is in Holland.
Mijn ouders overlaadden de Inlander
niet met goedheid, dat werd ook niet
van hen verwacht, maar ze respecteer
den wat in zijn ogen heilig was en ze
hadden hun hart in Indië.
(lees verder volgende pagina)