Geschiedenis van de
Koffiecultuur op Java
door CH. MANDERS
In 1616 had admiraal Pieter van den Broecke. in opdracht van G.G. Laurens
ReaeLhandelsbetrekkingen met de Arabieren gevestigd aan de kusten van de
Rode Zee. Hij bracht uit Mokka een kleine hoeveelheid koffieboontjes mee bij zijn
terugkeer naar Java. De Arabieren brandden deze bonen en trokken er een drank
van, die zij "Cauwa" noemden. Al spoedig vond het drinken van het "swart water"
bij de Hollanders in Batavia ingangen werd koffie een populaire drank. Pas in 1 666
werd de eerste Arabische koffie naar Amsterdam gezonden.
In Europa was de koffie in die tijd reeds bekend, doordat de Venetianen als eersten
haar vanuit Egypte aanvoerden. Aangenomen kan worden, dat het Oude Wereld
deel in 1615 van zijn eerste kopje koffie genoot.
Niet iedereen was even enthousiast
over de nieuwigheid. Ook van bepaalde
kerkelijke zijde rees verzet. Een aantal
geestelijken deed een beroep op Paus
Clemens VIII om het gebruik van het
zwarte vocht, dat zij beschouwden als
een uitvinding van satan, voor Christe
nen te verbieden. Hun actie had geen
succes, want toen de Paus zich bij wijze
van proef een kopje koffie liet bereiden,
genoot hij van de heerlijke geur van de
mocca en was meteen gewonnen voor
de nieuwe drank.
Over de vraag of de nieuwe en toen nog
erg dure drank voor- dan wel nadelig
voor de gezondheid was, werd een felle
strijd gevoerd. Tenslotte wonnen de
voorstanders het pleit. Ondanks alle
tegenstand werd koffie een van de
populairste dranken ter wereld en de
produktie ervan een belangrijke factor
in de wereldeconomie.
Toen de V.O.C. regelmatig koffie aan
voerde uit Arabiëen van de Malabarkust,
nam het gebruik sterk toe. Amsterdam
werd de koffiemarkt van Europa. Door
de grotere aanvoer daalden de prijzen
en werd koffie een volksdrank. Frangois
Valentijn schreef dan ook in 1 726:
"Deze drank, nu zoo algemeyn in ons
land doorgebroken, dat de meyden en
naaisters nu smorgens hare Coffi moe
ten hebben, of de draad wil door het oog
van de naald niet, heugd my zeer wel,
dat in deze stad over 40 jaaren al zoo
weinig, als de Thee-drank (zoo men
maar zeer weinig Indische menschen,
te weten, de Heeren van den Brouke en
D. de Leonardis, uitgezonderd, die ze
dronken) bekend was".
Invoer van de koffiecultuur op Java
Intussen was de V.O.C. in gaan zien dat
het voor haar voordeliger zou zijn, zelf
koffie te gaan aanplanten en zo onaf
hankelijk te worden van de koffieaan-
voer uit Arabië en Voor-lndië. Vooral
Nicolaas Witsen, burgemeester van
Amsterdam en bewindhebber van de
V.O.C., drong er bij Joan van Hoorn,
directeur-generaal van Handel in Batavia
op aan, op Java de koffiecultuur in te
voeren.
De eerste koffieplantjes werden in
1696 door Adriaan van Ommeren,
resident van Suratte van de V.O.C. be
zittingen op de Malabarkust, vandaar
naar Java gebracht. Ze werden geplant
in de "thuyn" (landgoed) van G.G. Wil
lem van Outshoorn. Deze aanplant had
weinig succes, want al in 1 699 gingen
de plantjes te gronde, "door den water-
vloet en de aardbeving anno 1699
alhier meest verdroncken zijnde"
In hetzelfde jaar werden nieuwe koffie-
planten uit Malabar aangevoerd door
Hendrik Zwaardecroon, toen Raad
van Indië, later G.G. Deze plantjes wer
den uitgezet op het landgoed Struys-
G.G. Hendrik Zwaardecroon (1718-1725),
die de koffiecultuur op Java grote uit
breiding gaf.
wijck van de latere G.G. Joan van Hoorn.
Deze aanplant gelukte en uit het zaad
van deze planten zijn de eerste koffie-
aanplantingen van de bevolking ont
staan. Ook Cornelis Chastelein, de
bekende landheer van Depok, had op
zijn landgoed Weltevreden in Batavia
een koffietuintje.
G.G. Joan van Hoorn (1704-1709)
begon met de vestiging van de koffie
cultuur, door de regenten op te dragen
het volk koffie te doen planten. Uitge
breide aanplantingen ontstonden zo
doende inde Bataviasche Ommelanden,
de Preanger en Cheribon. In 1712
kwam de eerste Javakoffie (een hoe
veelheid van 894 pond) in Nederland
op de markt, in 1 724 kon, tengevolge
van de uitbreiding van de aanplantin
gen, reeds meer dan een miljoen pond
Java koffie verkocht worden. Doordat
er op de koffie goede winsten werden
gemaakt, was dit product van groot
belang voor de Compagnie.
Een grote uitbreiding aan de koffie
cultuur werd gegeven door G.G. Zwaar
decroon (1718-1 725), die proefnemin
gen nam met allerlei cultuurgewassen.
Voor zijn verdiensten voor de koffie
cultuur werd hij door de bewindhebbers
begiftigd met een gouden beker, die
nog in het Rijksmuseum in Amsterdam
is te zien.
Tijdens het bewind van Raffles en dat
van de Commissarissen-Generaal na het
herstel van het Nederlandse gezag wer
den (buiten de Preanger, waar alles bij
het oude bleef) de tuinen verhuurd
aan de desa's. Men beoogde hiermee te
komen tot de ontwikkeling van een
werkelijke volkscultuur, maar het werd
geen succes. Bij de introductie van het
cultuurstelsel werd dit systeem weer
losgelaten.
In 1833 werd de teelt van koffie in het
door G.G. Van den Bosch ingevoerde
cultuurstelsel opgenomen en in de daar
op volgende periode belangrijk uitge
breid over geheel Java, ook buiten het
gebied van de Preanger. Ook op Suma
tra's Westkust werd koffie aangeplant.
De opbrengst van de verplichte koffie
cultuur maakte een zo aanzienlijk deel
uit van de "batige sloten die het resul
taat waren van het cultuurstelsel, dat zij
wel werd aangeduid als "de kurk waarop
Indië dreef".
Het feit dat de verplichte koffiecultuur
echter zwaar op de bevolking drukte,
was een van de argumenten van de
liberale tegenstanders van het cultuur
stelsel, om te komen tot het inkrimpen
en geleidelijke afschaffing ervan. De
Agrarische Wet van minister De Waal
(zie Moesson 1 april 1990, pag. 12-
14) diein 1 8 70 tot stand was gekomen,
opende hiertoe de mogelijkheid. Het
laatste restant van de koffiecultuur ver
dween in 1915.
De Agrarische Wet maakte het voor
16