Vakantie in eigen land
Eindelijk was het dan zover. De grote
vakantie was aangebroken. Weken van
te voren hadden we al plannen gemaakt.
We gingen naar Modjokerto om Oom
Masroen en Tante Soemini op te zoeken.
We gingen met de "Een-daagse". Heel
vroeg gingen we al op de trein. Bijna de
hele dag duurde de reis. Het was prach
tig: De bergen, de rivieren, de diepe
ravijnen, de eindeloze sawahs. Ik kon er
niet genoeg van krijgen.
In Modjokerto kwam Oom Masroen
ons van de trein halen en gingen we met
een rijtuig naar zijn huis. Tante Minie
was daar en alle bedienden om ons te
begroeten. Mammie en Tante Minie
hielden eikaars handen vast. Ze hadden
elkaar al zo lang niet gezien.
Toen ik die avond in bed lag voelde ik
nog steeds het geschommel van de
trein en tevreden viel ik in slaap. Toen ik
de volgende ochtend wakker werd, wist
ik toch even niet waar ik was. Ik hoorde
een haan kraaien en zachte stemmen,
om ons niet wakker te maken. In de
verte hoorde ik het gefluit van de stoom
tram. Ik rook de geur van koffie.
Toen herinnerde ik het mij, ik was bij mijn
Oom en Tante in Modjokerto. Het was
nog vroeg en het was zo lekker in bed.
Vakantie! Lekker niet naar school.
Heerlijk, ik wist dat ik verwend zou
worden door Tante Minie. Ze was altijd
zo lief.Na de sarapan gingen mijn Oom
en ik de stad in. Mammie en Tante
Minie bleven thuis, die hadden elkaar
zoveel te vertellen. Er was nog een
verrassing: Oom Parto kwam over van
Ngimbang, waar hij assistent wedono
was. Oom Parto wiens volle naam en
titel Raden Mas Parto Kromo was, was
mammies broer. Die avond gingen we
met z'n allen naar de club. Mammie en
Tante Minie waren prachtig gekleed in
sarong en kebaja. De kebajaspelden
waren van goud met brillianten. Ze
hadden brillianten oorknoppen en gou
den armbanden. De sarongs waren van
voren geplisseerd en als ze liepen op hun
mooie slofjes met hakjes, dan ontplooide
de sarong met de vouwtjes als een
waaier. Ze hadden allebei hun haar in
een platte wrong met een mooie kam er
in. Tante Minie was erg blank. Ze was
erg teer en fijn en kwam nooit in de zon.
Dat was niet de gewoonte. Je kon wel
zien dat Mammie en Tante Minie zusters
waren. Allebei liepen ze met kleine
voorzichtige stapjes. Ze leken erg op
elkaar. Ik was erg trots op mijn Mammie.
Op de club waren meer kennissen van
Oom Masroen en iedereen was op z'n
mooist gekleed. De mooiste sarongs
zag je daar. Ze moesten natuurlijk alle
maal kennis maken met Mammie, die
helemaal van Bandoeng was gekomen
en met Oom Parto, de Assistent Wedono
van Ngimbang. Ik kreeg van iedereen
een hand en werd doodverlegen van al
die attentie.
We gingen buiten op het terras zitten en
de bedienden serveerden limonade en
daarna saté. Op de binnenplaats speelde
een klein gamelan orkest. Buiten de
poort waren allerlei verkopers met hun
olielampjes: Toekang rokok, toekang
saté,es lilin.
Oom Parto vroeg of ik es lilin wilde
hebben. "Graag Oom, mag ik zo'n rooie
hebben?" Oom Parto had zeker in de
gaten, dat al dat grote-mensen gepraat
mij er buiten liet. We liepen dus naar de
straat waar ik mijn es lilin kreeg (een
rode). Ik zag de flikkerende lichtjes van
de walmende olielampen en rook de
rokok kretek van de verkopers. Ik hoorde
de betoverende klanken van de gamelan
op de achtergrond en ik voelde dat ik
hier thuis was bij Oom Parto, Oom
Masroen, Tante Minie en mijn Mammie,
en al die hartelijke mensen van de club.
T.L. - U.S.A.
de pikulan aan te maken. Op de foto is
dat goed te zien Het waren kostbare
bezittingen.
Nadat we deze water-distributie een
tijdje hadden aangekeken, zijn we met
de paman verder gegaan naar zijn desa.
Daar zou de waterauto later komen. Wij
stappen af bij zijn schoonouders. Zij
hadden vergeleken met ons huis in
Kuwangen een veel ruimeren luxueuzer
huis. De buitenwand was van hout
inplaats van bilik, en de vloer was bete
geld - ongeglazuurd. Deze familie was
duidelijk rijker, hetgeen ook al bleek uit
het eten waarmee wij werden verrast.
Eerst thee met lekkernijen, onder andere
rijstkoekjes met gula-jawa. Daarna rode
rijst met een sayur, gekookte jagung,
gebakken tempeh, en een stuk zoute
vis! Het smaakte mij bijzonder goed.
Nou had ik natuurlijk ook wel trek tegen
die tijd. Het was lang geleden dat ik had
ontbeten. Tijdens het eten kwam de
waterauto langs en even verderop vol
trok zich hetzelfde ritueel van overhe
velen en blikken vullen.
Pas om vier uur was ik weer thuis, moe
en warm. Bij mijn vrouw zat de twintig
jarige dochter van Umaryadi, met een
vriendin; ze waren eral vanaf half elf. En
hoewel mijn vrouw nauwelijks Bahasa
spreekt hebben ze met een woorden
boek toch de conversatie gaande gehou
den. En natuurlijk hebben die twee
Indonesische meisjes heerlijk gedron
ken en gegeten in ons hotelletje. Toen ik
kwam gingen zij weg, ze voelden zich
zeker niet meer senang met een man
erbij.
's Avonds lekker gegeten ineen warung
bij het station, voor 1 700 Rupiah totaal
voor ons beiden. Terwijl wij met elkaar
aan het kletsen waren kwam er een
Indonesisch heertje bij ons staan die
ons Hollands had horen spreken. In
perfect Nederlands vroeg hij of hij bij
ons mocht aanschuiven. Dit werd weer
een van die vele merkwaardige ontmoe
tingen die oud-Indisch gasten zo vaak
hebben in Indonesië. Na wat heen-en-
weer gepraat waarbij wij hoorden dat hij
uit Semarang kwam, handelsreiziger
was in babyzeep en aanverwante arti
kelen, bleek ineens dat wij samen op
dezelfde school hadden gezeten, het
Christelijk Lyceum in Bandung. Hij zat
vlak voor de oorlog daar in de eerste
klas, ik zat toen in de derde. Maar eerste
klassers opgelet: Zijn naam is Piet
Medik. Hij kende nota-bene nog de
namen van bijna alle leraren en de
directeur. Hij wist er meer van dan ik. En
hij had nog een ander schitterend ver
haal: als scholieren oprechte Indonesiër
had hij nog mee gedaan aan de revoltutie.
"Als wapendrager". Hij vond het kenne
lijk niet leuk dat ik zou denken dat hij op
ons geschoten had, en daarom her
haalde hij nog eens: "Ja, ik was maar
een patronendrager".
Maar goed, hoe dan ook, op een dag is
er bij hem in de buurt een verkennings
vliegtuigje neergestort en heeft zijn
groep twee Nederlandse millitairen ge
vangen genomen: Vaandrig Pieter
Dingemans en vaandrig Kamp. Hij
wist het nog precies en excuseerde zich
zelfs dat hij niet meer de voornaam van
Kamp kende. Zijn kameraden hadden
verteld dat zij het vliegtuigje hadden
neergeschoten, maar dat geloofde hij
niet en daarom wilde hij graag met een
van deze ex-vaandrigs in contact komen
om te horen wat er werkelijk was ge
beurd. Volgens hem hadden deze twee
geluk gehad dat ze door het scholieren
bataljon waren gepakt, want zij waren
wel vrijheidsstrijders maar niet echt
anti-Nederlands. Beiden waren door het
ongeluk min of meer ernstig gewond,
maar zijn verpleegd en na ongeveer een
maand uitgewisseld tegen veertig TNI
soldaten, waarbij ook nog een gevangen
genomen dienstplichtige werd mee-
gewisseld: Adrianus Meerwijk. Pieter
Dingemans heb ik kunnen vinden en hij
bevestigde het verhaal van Piet Medik.
Neergeschoten was hij niet. Nadat ze
een vallei waren ingedoken konden ze
niet meer snel genoeg optrekken en zijn
verongelukt. Hij heeft contact opgeno
men met Medik.
Het was een genoeglijke avond. En van
rancune is bij geen van de Indonesiërs
iets te merken. Integendeel, ze zijn heel
blij als ze weer een oude sobat vinden.
Wij trouwens ook.
27