HET NEDERLANDS-INDISCH ELFTAL OP HET WK '38 Wanneer u dit artikel leest heeft het Nederlands voetbalelftal z'n eerste twee wedstrijden van het W.K. erop zitten en weet u inmiddels dus ook of u er wel verstandig aan deed toen u destijds die vakantie een maandje opschoof. Maar ik schrijf dit op tweede Pinksterdag en gisteravond heb ik met veel plezier zitten kijken naar de oefeninterland Joegoslavië-Nederland. Lag half voetbalminnend Nederland vorige week nog dagen na- te hyperventileren van die blamerende 3-2 tegen Oostenrijk waarin Gullit als een verkeerd-timende-kip-zonder-kop rondrende. Koeman (na een jaartje Barcelona) de helft van de tegenpartij niet meer wist te vinden, Van Breukelen als een ware kwismaster niet van z'n plaats te branden was en Brian Roy nog geen grensrechter voorbij kwam, in Zagreb konden we bij vlagen weer genieten van de onmiskenbare klasse van de Oranje-elf. Mits het 'Don Leo' lukt om op tijd 'alle neuzen dezelfde kant op te krijgen', moet deze superploeg het toch ver kunnen schoppen, lijkt me. De Oranje-selectie telt met Gullit, Rijkaard, Vanenburg, Winter, Menzo, Fraser en Roy zeven spelers wiens huidskleur iets donkerder is uitgevallen dan die van de gemiddelde Koeman. Dat waren er zelfs acht geweest als Ajacied Sonny Silooy 100% fit was geweest, maar diens blessure, reeds vóór het EK '88 opgelopen, lijkt voetbal op het hoogste niveau voorlopig uit te sluiten. Jammer, want met deze rappe linksachter zou er voor het eerst een Indische jongen hebben meegedaan op een wereldkampioenschap voetbal. Hoewel, niet helemaal, want 52 jaar geleden op Pinksterdag 5 juni 1 938, trad in de eerste ronde van het WK in Frankrijk een Nederlands-Indisch elftal aan tegen het machtige Hongarije. Voetballen heeft men in Indië altijd graag gedaan. Reeds aan het begin van deze eeuw begon men zich te organise ren in diverse stedenbonden en in 1 914 vonden de eerste stedenkampioen- schapwedstrijden plaats tussen de grote vier: Batavia, Bandoeng, Soerabaia en Semarang. Deze mateloos populaire vierkamp zou tot aan de oorlog ieder jaar gehouden worden, ook toen door deelname van elftallen uit kleinere steden het kampioenschap beslecht moest worden in een z.g. 'halve com petitie'. In 1919 werd een overkoepelende organisatie, de N.I.V.B. opgericht en in de periode daarna kende het voetbal in Indië een gestage groei. Toen werd ook voor het eerst gevoetbald tegen buitenlandse ploegen, zoals tegen de Mohan Bagan uit Brits Indië (die op blote voeten alles en iedereen oprolden), de Calcutta Wanderers, de Singapore Dukes en Loh Hwa uit China. Weldra stonden de Indische voetballers hun mannetje tegen Aziatische tegen standers en op de Oosterse Olympiade van 1 934 in Manilla leek men, na een klinkende 7-1 overwinning op Japan rechtstreeks op de titel af te stevenen. China gooide echter (met al dan niet geoorloofd gebruik van hun grotere lichaamskracht) roet in de nasi goreng. In datzelfde jaar werd voor het eerst ook kennis gemaakt met het Europese voet bal. Het Oostenrijkse Grazer Sportclub (en later ook de Wiener Sportclub) maakten tijdens hun tournees door Indië al snel duidelijk dat er voor de Indische voetballer nog veel te leren viel op technisch, maar vooral taktisch opzicht. Toen Nederlands-lndië dan ook in de gelegenheid werd gesteld deel te nemen aan de in 1 938 in Frankrijk te houden wereldkampioenschappen, beschouw de men dit louter als een geweldige gelegenheid om ervaring op te doen, slechts de grootste optimisten en naïeveli ngen dichtten onze jongens een schijn van kans toe. Niet alleen ver tegenwoordigde men een natie waar voetbal nog in de kinderschoenen stond, ook de tijd die men kreeg om geestelijk en lichamelijk te acclimatiseren was relatief kort. Immers, men had hier te maken met hardwerkende amateurs die, voor zover ze überhaupt meemochten, gebonden waren door beperkte verlo ven. Wat dat laatste betreft leken het wel de 'buitenlanders' van Oranje. Maar Waar 'Koetje' en 'de Drie van Milaan' zich per privé-jet binnen 't uur op Papendal kunnen melden, moest ons Indisch elftal het met de 'Baloeran' doen. En hoewel een zeereisje uiterst relaxed en verkwikkend kan zijn, mag betwijfeld worden of een trainingspar tijtje aan dek tot de mogelijkheden behoorde. Eenmaal in Nederland aangekomen, krijgt men echter de gelegenheid een tweetal oefenpartijtjes te spelen: op 24 mei tegen H.B.S. (2-2) en op 31 mei tegen Haarlem (2-5 voor Indië). Maar Nederland zou Nederland niet zijn als het zijn gasten geen rotweer voorscho telt. Dus Mei legt z'n ei, een aantal spelers wordt snipverkouden en na een wedstrijd staan de jongens 'te bibberen als juffershondjes'. Het Ned.-Indisch Elftal voor hun wedstrijd tegen Hongarije 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 36