GELEZEN., Architectuur en Stedebouw in Indonesië Hoewel Indonesië alweer ruim veertig jaar onafhankelijk is en men er lange tijd vooral van officiële zijde afstand bewaar de tot veel wat aan de Nederlandse tijd herinnerde, blijken er nog steeds vele sporen te verwijzen naar de Nederlandse aanwezigheid in de archipel. Hiermee bedoel ik niet zozeer het ge geven dat oudere Indonesiërs nog steeds goed Nederlands spreken, noch heb ik de circa zesduizend woorden die aan het Nederlands ontleend zijn en geïntegreerd in de Bahasa Indonesia voor ogen, nee mij gaat het dan vooral om iets dat zelfs vluchtige bezoekers aan de archipel opvalt; de Indisch- Nederlandse architectuur. Tijdens mijn Indonesië-reis deze zomer werd ik er telkens weer door getroffen en had ik soms het vage gevoel door een fotoboek van Rob Nieuwenhuys te lopen, ogenschijnlijk herkenbaar en toch ook weer onbekend. Natuurlijk zijn helaas vele, soms monu mentale gebouwen verdwenen, zoals bijvoorbeeld de vroegere sociëteit de Harmonie (in 1 985 afgebroken, of on herkenbaar veranderd (bijvoorbeeld het logegebouw aan het vroegere Burge meester Bisschopplein, het huidige Taman Suropati). Ook in de Kota, de vroegere beneden stad, zijn nogal wat vervallende monu menten te bespeuren; ronduit een naar en pijnlijk aangezicht. Terug in Nederland hoorde ik dat er sinds enige jaren zowel hierte lande als in Indonesië een hernieuwde belang stelling is ontstaan voor architectuur uit de koloniale periode. Zo bleek er in 1 986 in Nederland de werkgroep "Architectuur en Stedebouw in Indonesië" (ARSI) te zijn geformeerd die zich energiek inzet voor het behoud en herstel van waardevolle bouwwerken uit de Nederlandse tijd. Ook in Indonesië neemt de belangstel ling voor koloniale gebouwen toe en in 1 988 werd er in Jakarta door Indone sische- en Nederlandse architecten een congres georganiseerd met als thema "Change and Heritage in Indonesian Cities." Ter gelegenheid daarvan schreef de kunsthistoricus en Arsi-werkgroepslid Huib Akihary een synopsis van de Ne derlands-Indische stedebouw. Akihary heeft deze synopsis nu opnieuw be werkt en het resultaat is een leesbaar en gedegen overzichtswerk over de kolo niale architectuur tussen 1870 en 1970. Wie wil weten wat behouden bleef en welke betekenis bepaalde bouwwerken hadden en hebben, kan zich uitgebreid laten informeren door dit magnifieke kijk- en leesboek over koloniale archi tectuur. Het fraai geïllustreerde overzichtswerk heeft een prettig formaat en is voorzien van een pakkende lay-out. Het meren deel van de foto's heeft monumentale gebouwen in Batavia later Jakarta als onderwerp. Echter ook gebouwen in Bandoeng, Semarang en Soerabaja en vele andere plaatsen komen aan bod. Ruimde helft van het boek beschrijft de ontwikkeling van de stedebouw en architectuur in lnd(ones)ië tijdens de jaren 1870-1970, waarbij het accent ligt op de jaren 1 900-1 940. Vanaf 1870 nam de bouwactiviteit in Indië een hoge vlucht. Er ontstond een toenemende behoefte aan robuuste, representatieve kantoren zowel voor het bedrijfsleven als voor het gouvernement. Wat betreft de volks huisvesting richtte de stedebouw zich in eerste instantie vooral op de bouw van woonwijken en werkterreinen voor Europeanen. Lange tijd bleef serieuze aandacht voor geplande ontwikkeling van de stedelijke kampongs, waar het merendeel van de inheemse en Chinese bevolking gehuis vest was, buiten beeld. Het gebouw van de Nederlands Indi sche Spoorweg Maatschappij te Sema rang (N.I.S.-gebouw) naar het ontwerp van Van Klinkhamer en Ouëndag uit 1 907 en het gebouw van de Batavia'se kunstkring naar het ontwerp van P.A.J. Mooijen uit 191 3, beschouwt Akihary als eerste voorbeelden van de moderne architectuur in lnd(ones)ië. Ook besteedt hij aandacht aan het ver rassend modern ogende raadhuis van Cheribon van de bouwkundige Jiskoot met haar typische garnalendecoratie, verwijzend naar de bloeiende garnalen- industrie van deze Soendanese haven stad. Voorts verhaalt de auteur op beknopte wijze over de bouwkundige debatten tussen architecten als C. P. Wolff Schoemaker, H. Maclaine Pont en Th. Karsten met hun ruime aandacht voor Indonesische elementen in het Indische bouwen. Een concreet uitvloeisel van dit besef was de constructie van de Technische Hogeschool van Bandoeng, het hui dige "InstitutTeknologi Bandung" (ITB) van Maclaine Pont uit 1920. Maclaine Pont liet zich bij zijn ontwerp inspireren door Batakse- en Toradja- bouwstijlen, kortom werkte vanuit een Indië-centrisch perspectief. Ook het voormalig kantoor van het Departement van Gouvernements-be- drijven, bijgenaamd "Gedung Sateh", te Bandoeng van architect J. Gerber is volgens Akihary een mooi voorbeeld van een echt Indische bouwstijl. In het slothoofdstuk van het boek komt de naoorlogse stedebouw en de activi teiten van de eerste generatie Indone sische architecten aan de orde. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan de ontwerpers van de tuinstad Kebayoran, Monas (het Monument Nasional op het vroegere Koningsplein) en aan de moderne in Javaanse Pendopo- stijl geconstrueerde luchthaven van Jakarta, Soekarno/Hatta. Behalve een overzichtsgeschiedenis van de belangrijkste stedebouw op Java, bevat het boek ook een uitvoerige lijst van architecten en stedebouw kundigen die in de Indië werkzaam zijn geweest, aangevuld met biografische- en bibliografische gegevens. Deze lijst compenseert het ontbreken van een personen- en zakenregister hiermee in voldoende mate. Kortom, "Architectuur en stedebouw in Indonesië" lijkt mij een heel waardevol boek voor een ieder die geïnteresseerd is in de cultuurgeschiedenis van Neder- lands-lndië en Indonesië. RICHARD VOORNEMAN "Architectuur en stedebouw in Indo nesië 1870-1970". auteur: Huib Akihary, volledig herziene druk, 148 blz.; De Walburg pers, 1990. Prijs f 35,-, porto f 5,- I g MS "Kan me niks schelen dat er regen voorspeld is, wij beginnen hier altijd met het fundament!" 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 26