Zwervend door Portugal blijf ik aan Indië denken (SLOT) door C. A. HESHUSIUS Als je de drukke toeristengebieden maarvermijdt, zitje er weer midden in; vooral in het zuidoostelijk grensgebied met dat even rustige binnenland van Spanje; en vooral ver, heel ver weg van al die Costa's waar het voor de buitenlandse toeristen alleen maar petat of frikandel en disco's is en waar je een vlotte kans loopt om plotsklaps neus aan neus te staan met je buurman uit Holland. Nu was het in Portugal meteen weer helemaal raak. Want toen ik na het logeren in een piepklein logement-annex-café, vroeg in de morgen een glas hete koffie met wat drab er in (het leek wel koppi-toebroek) naar binnen probeerde te werken met kleine slokjes en daarbij een stuk gebak of kolombijn (een soort zoete kwee-kwee) verorberde als ontbijt, toen gebeurde het: er verscheen een koopvrouwtje aan de straatdeur. In Moesson van 1 oktober 1989 noteerde ik al iets van dat merk waardige gevoel datje bekruipt bij het trekken door de eenzame en wat primitieve binnenlanden van Portugal. Ik meende dat dit toen maar eenmalig zou zijn, maar wat vergiste ik me I In 1990 was ik er weer; vroeg in het voorjaar, toen de hele natuur groen was en in bloesem stond. Enalweer had 't me te pak ken. Als bij toverslag waande ik me weer terug, ver weg in het Preanger-bergland of een beetje aan het Toba-meer op Sumatra of aan die stille Maagden-pas in het zuidelijk deel van de Oost hoek van Java tussen Djember en Banjoewangi. Ze was op blote voeten in sloffen (een soort sandal-karèt) en ze kwam niet naar binnen. Ze wilde groenten ver kopen, groenten uit eigen tuin; net als destijds in Indië. Alles in een biezen krandjang, ook met een plat deksel of tampah er op, waarop ook weer wat nogal armzalige groenten lag. Niet zulke mooie als in Holland in een deftige groentezaak. Neen, simpel en al een beetje verdord of lajoe. Inmiddels was de vrouw des huizes, nog in négligé, naar de straatdeur gegaan om te kijken wat voor sajoerans er in die bakoel en op die tampah lag. Was het toneel tot zover al erg Indisch - op de stoep van de achtergalerij in de jaren twintig bij mijn grootmoeder in Salatiga ging het ook zo toe - het ging op de zelfde wijze voort. Want alle groenten werden vervolgens met de hand betast; er werd misprijzend naar gekeken; toen ontstond er een loven en bieden. En toen na het getawar de koop was gesloten, ging de vrouwe lijke toekang-sajoer weer veder, een beetje mopperend. De gelijkenis met soortgelijke toneeltjes, zowel in het oude Indië alsook in het huidige Indonesië was frappant. En in een soortgelijke stijl zie je in Portugal op het land langs de weg overigens menig vrouwtje of kind met een mandje fruit zitten; wat ze aan de man proberen te brengen. Een soort straat-pasar dus. In de gehuchtjes en minuscule dorpjes wordt op deze wijze ook in dit land de hele doorgang op een marktdag versperd voor het verkeer. Hier ook er tussen door scharrelende kippen, mager als ze zijn, met overgrote koppen en poten en kale halzen, rasechte ayams. Luid pro testerend als ze worden weggejaagd, soms door het gooien met een steentje of een schoppend gebaar: voor Indisch- gasten een gewoon tafereel. De haan met erg grote rode lel, zoals je ze in Nederland nimmer ziet (maar in de Oost juit wél) kraait luidkeels op die pasartjes en duikt vervolgens, ten overstaan van een groot publiek, op het liefste henne tje zijner keuze. De visverkoper stopt met zijn gammel voertuigje op vaste tijdstippen midden op het dorpspleintje en roept dan luid keels dat hij er is, of toetert of slaat op een bel dan wel op en stuk ijzer, ledereen weet het, het is de toekang-ikan. Uit de omliggende huisjes komen dan de moe ders of vaak ook de oma's (als moeder in een baan werkt; oma zit bij de kinderen en niet opgesloten ineen bejaardenhuis, ook al zo typisch) in draf op hun slofjes aangesneld. Want de visverkoper blijft maar even. Zijn vissen zijn niet bijster groot; er wordt nochtans door de koopsters weer eerst flink in geknepen. Behalve gewone kleine visjes (ikan- sepatzou ik bijnazeggen), liggen er ook inktvisjes of tjoemi-tjoemi. En wat deze mobiele venter niet aan vis heeft, dat heeft de grotere dorpswarong wel voor radig. Je ruikt het al als je er binnen treedt. Je staat dan weer op te snuiven zoals je het aan Java's bloedhete noord kust doet. Gedroogde vis, ikan kering of gerèh; in Portugal ook al een nationale lekkernij, bacalhao. Ook bij de huisjes op het platteland wordt men aan Indië herinnerd. Er han gen vaak vogelkooitjes voor de woning. Vaak ook ziet men planten in grote potten rond de voorgalerij of waranda en soms ook binnen in de kamer. Erg veel bloemen op het erf, meest rozen maar ook canna's die je nostalgie op wekken. En ook hier hebben lang niet alle huisjes waterleiding. Meerdere gezinnen halen water bij een gemeen schappelijke bron midden in het ge hucht. Daar is ook de gezamenlijke wasplaats voor de kleren. De dames die daar de was doen - ja en het wasgoed wordt hier soms ook net als in de kali op grote keien goed schoon gemept - wis selen met elkander de laatste nieuwtjes uit. Zeker zal daarbij, zoals gebruikelijk in de Oost, ook een flinke dosis dorps roddel zijn betrokken. Maar bij zo'n commune wasplaats is ook altijd een doorlopend gul stromende bron, meest uitlopend in de vorm van een buis (hier ook vaak van hout of holle bamboe) in de vorm van een rasechte pantjoeran. Met opgebonden rok staan de dames daar; ook wel in een plas op blote voeten. Want netzoals in Indonesië, wordt hier veel gewassen; steeds han gen de drooglijnen op het erf vol lijf goed. De mensen zijn schoon en hebben bijna steeds, wellicht geen dure, maar toch schone kleren aan. En ook in Portugal, op het verre platte land, haalt men vanuit de bron in emmers het water naar huis toe. Je ziet, net als vroeger in de Oost, vrouwen en kinde ren water naar huis dragen. De bloemen en de groentebedden om het huis, worden hier eveneens op gezette tijden gesiramd met gieters of met grote conservenblikken, begoten precies zoals je dat in de kampong ziet. Er wordt ook dagelijks in de tuin ge veegd, gesapoed rond de woning; vaak is deze sapoe van bamboe gemaakt, want ook in Portugal groeien op meer plaatsen gewoon bamboe-struiken. En verder wemelt het ook hier in alle dorpjes van de dieren. Grote en kleine paarden en muildieren; deze moeten zich nuttig maken voor het trekken van allerhande karren. Men heeft ook hier het voor ons vertrouwde beeld van een tjikar of deleman (ja met mensen erin) of grobak. Ook worden die eveneens meer malen door runderen getrokken. Het gaat dan, als in Indië, wel erg langzaam, maar het is goedkoop en rustgevend en je komt er overal mee. En op een iets grotere weg trekken de 14

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 12