w
V
worden van uw geldzucht. Anders kunt
ge geen nieuw mens worden. Dan zal ik
u in mijn dienst nemen. Ik ga nu heen. Ik
volg de grote weg. Gij moogt nadenken
en mij nakomen, als ge een beslissing
genomen hebt en afstand gedaan hebt
van al uw bezittingen. Maar gij zijt vrij in
uw keuze."
Toen verwijderde de soenan zich en liet
de regent alleen.
In die weinige ogenblikken fluisterden
twee stemmen in de ziel van Pandan
Arang. "Blijf hier, bij uw schatten, uw
macht - en geniet er van..." Dat was de
ene stem. "Verbreek de banden van uw
geldzucht, ga heen, volg de wali en
word een goed mens..." Dat was de
andere stem. Nu pas gevoelde Pandan
Arang, dat hij een gevangene van zijn
eigen geldzucht geweest was. Ja, ge
wéést. Want hij wès reeds een ander
mens geworden, hij had gekozen.
Hij ging naar zijn vrouw, die hij zeer
liefhad, maar van wie hij ook wist dat zij
haar juwelen evenzeer beminde, als hij
vroeger zijn geld. Ook dit had hij over
wogen. Wellicht zou hij met haar moeten
breken, indien zij de armoede niet ver
kiezen kon. Hij bekende haar alles wat
er gebeurd was en eindigde: "Ik heb
mijn besluit genomen. Ik moet mijn
roeping volgen, en laat alles achter. Ik
zal leed over u hebben als ik alleen moet
gaan. Maar dwingen mag ik u niet. Wat
wilt ge: de weelde hier, zonder mij, of de
armoede ginds, mét mij..."
De raden ajoe schreide. Ook zij was
gehecht aan haarweelde. Maarscheiden
van Pandan Arang kon ze niet. Daarvoor
was haar liefde voor hem te groot en te
diep. En na enige ogenblikken van stil
gepeins, sprak zij zacht: "Ik wil u volgen."
Hierover was blijdschap in het hart van
Pandan Arang. Hoe lief had zij hem! Hij
zou in de vreemde nu niet alleen zijn.
Alles werd voor het vertrek in gereed
heid gebracht. Pandan Arang schonk
alles weg en de dessabewoners wa
ren verwonderd over de handelingen
van de regent. Men begreep het niet.
Raden ajoe bezag haar juwelen.
Wat waren ze schoon! Welk een
verblindende glans straalde er uit som
mige stenen! Zou ze die niet kunnen
meenemen? Ze kón er geen afstand van
doen. Zou ze het haar man eens
vragen? Maar hij zou weigeren. En
hoé moest zij ze meenemen? Aan haar
kleren? Dat zou te veel opvallen.
Maar - als zij ze eens in een
bamboestok deed. In de stok,
die ze meenemen zou op
haar tocht. Wie zou het mer
ken? En als later de soenan
en haar man het zouden
merken? Maar de juwelen be
hoorden toch bij haar kleren!
Zo trachtte ze haar verkeerde
daad voor zich zelf te vergoelij
ken. Ze deed haar juwelen in
een holle stok - en toen vertrok
ken ze.
De bedienden en dessalieden
zagen hen van uit hun huisjes, van
achter de paggers en struiken na, of
hurkten langs de weg. Zij begrepen het
niet. Waren dat die schatrijke regent en
zijn trotse vrouw? Die eenvoudige rei
zigers?
De raden ajoe en Pandan Arang waren
stil. Hij keek voor zich uiten dwong zich
zelf niet te zien naar de kampongs
tussen hetgroen... Zijn kampongs?- Nu
niet meer. Hij wilde zijn rijke sawahs
tegen de heuvels niet zien. Zijn sawahs?
- N u niet meer. Het zou hem te veel pijn
doen. Hij keek vóór zich. A Daar
was zijn behoud. Maar raden
liet telkens haar ogen gaan
het land van haar weelde
bij de laatste kromming
de grote weg keek ze nog éénmaal om,
stond stil... Daar lag haar dessa, haar
huis, waar haar ziel nog was.
"Kom," zei Pandan Arang zacht.
Toen volgde ze, met een zucht.
De weg was lang en moeilijk. De zon
brandde en blaakte op het land en op de
weg. Maar de gedachte straks in de
nabijheid van de heilige vorst te mogen
zijn, verlichtte de gang van Pandan
Arang.
Na enkele dagen zagen ze vóór zich
uit de wali Soenan Kali Djaga. Zodra
deze bemerkte wie hem volgden,
wachtte hij. Pandan Arang naderde,
(lees verder volgende pagina)
over
van