HET EILAND ONRUST BIJ BATAVIA een zandbank waarbij het roer verloren ging. Ofschoon het schip hierdoor vrij wel geheel stuurloos was geworden, slaagde kapitein Willem Klump erin het schip doelbewust te laten stranden bij Beachy Head, nabij Hastings. Dat gebeurde op 26 januari 1 749 rond drie uur 's middags. Vrijwel de gehele bemanning en de overige passagiers alsmede een deel van de lading kon hierdoor worden behouden. Van deze ingrijpende gebeurtenis en wat er daarna gebeurde zijn Engelse ooggetuigen verslagen bewaard gebleven, de z.g. Collierbrieven, die zich in het VOC- archief van het Algemeen Rijksarchief te Den Haag, bevinden. Nadat de bemanning het schip verlaten had, probeerde de plaatselijke bevolking het rijk beladen schip te plunderen. Een dag na de stranding van het schip stonden er volgens ooggetuigen meer dan 1.000 plunderaars gereed om hun graantje mee te pikken. Soldaten poog den het schip te beschermen en schoten op iedereen die zich zonder toestem ming op het schip waagde. Pogingen om het schip te bergen wer den al snel gestaakt en langzaam maar zeker zonk de Indië-vaarder weg in modder en zand. Op de negende dag na de stranding kon men de lading al niet meer bereiken omdat het luik van het ruim niet meer kon worden geopend. Men probeerde het dek in brand te steken en later door middel van buskruit het ruim te bereiken doch alles bleek vergeefse moeite. Sedert 1 969 worden, zowel door fortuinzoekers als serieuze zee-archeologen, pogingen gedaan om uit het moeilijk bereikbare wrak vond sten te verkrijgen. De Engelse scheepskenner en zeevaart- deskundige Peter Marsden speelde hierbij een belangrijke coördinerende rol. Een aantal van deze vondsten zijn te zien in het scheepvaartmuseum te Amsterdam. Voorlopig is het replicaschip tijdens de weekends te bezichtigen tussen 1 3.00- 1 7.00 uur. Hiervoor wordt echter wel een aanvullende entree geheven die de bouw van het schip ten goede komt. RICHARD VOORNEMAN Medewerker Indisch Wetenschappelijk Instituut Adres: Rijksmuseum Nederlandse Scheepvaart Museum Kattenburgerplein 1 1018 KK Amsterdam tel. 020-523 23 1 1 Aanbevolen literatuur: a. J. Gawronsky en H. van Rooij, VOC-SCHIP AMSTERDAM Uitgeverij H.J.W. Becht, Haarlem (1989) b. P. Marsden, THE WRECKOFTHE AMSTERDAM, (Hutchinson, sec. edition 1985) (vervolg "van Mestiezen tot Indische Nederlanders") koloniale hiërarchie. Alleen Mossel zelf mocht zes paarden voor zijn koets laten draven. De anderen moesten het doen met vier, als ze er al een koets op na mochten houden. Alleen leden van de Hoge Regering en hun familieleden mochten zich met juwelen tooien. Alleen de hoogsten in rang: de Gouverneur- Generaal, de Raden van Indië, de presi dent van het Hooggerechtshof, voor malige gouverneurs, gouvernements secretarissen en de brigade-generaal van de VOC-schutterij en hun familie mochten Europeanen in dienst hebben. Een strenge hiërarchie is natuurlijk eigen aan een samenleving die ge baseerd is op overheersing van een meerderheid dooreen kleine minderheid. Het is tot aan de dekolonisatie een belangrijk kenmerk geweest van de koloniale maatschappij. En ook van de Mestiezencultuur. Typerend was vooral dat de hiërarchie zo diep ingrijpend was. Het stelsel van familie-allianties maakte niet alleen het persoonlijke tot politiek, maar bracht ook de politiek tot diep in het persoonlijke leven: tot in de eetkamer waar het hoofd van het gezin ook de overheerser in de buitenwereld was, tot in bed, waar de minnaar be schikken kon over leven en dood van zijn minnares. En tot in de kinderkamer, waar vader in zijn ondoorgrondelijke wjsheid de kinderen uitkoos die hij wel of niet zou echten, die hij wel of niet naar Holland zou sturen, die hij wel of niet het leven van een heerser of van Dermoüts verhaal 'Het ameublement van de gouverneur-generaal' uit de bundel De sirenen' geeft op beklem mende wijze een indruk van die leef wereld. Door die positie was een import-Euro pees gezinshoofd, de echtgenoot, de minnaar en vader een buitenstaander in zijn eigen gezin. Men sprakerzijn taal niet, beleed er zijn religie niet, men vermaakte zich niet op de manier zoals hij gewend was, at voedsel dat hij eigen lijk niet lustte. Zijn gezin, kortom, leefde in een cultuur die door hem niet werkelijk gedeeld, en soms zelfs geminacht werd (Rademacher). Dat moet uiteindelijk merkwaardige consequenties hebben gehad voor de relaties tussen de gezins leden. En tenslotte is het duidelijk dat het een levende, zich steeds ontwikkelende cultuur was, door de voortdurende invloed van allerlei culturen. In de 18e eeuw kwam daar voor het eerst Indonesische invloed bij. Toen de omgeving rondom de VOC-vestigin- gen veiliger werd door vredesverdragen met de omringende bevolking, en de forten juist onveiliger door overbevol king en slechte hygiëne, toen trok het welvarend deel van de Mestiezen met haar gehele huishouding van soms meer dan 300 mensen uit de vestingen weg het binnenland in. Daar bouwde ze grote buitenhuizen die nu nog bekend staan als die typisch Indische, grote, koele huizen, met een voor- en achter galerij en een enorme lap grond erom heen. De schrijver Du Perron 1 899- 1 940) heeft nog in zo'n huis gewoond. En Maria Dermoüt (1 883-1 962). Daar op het platteland traden de Mestiezen voor het eerst in de ge schiedenis in contact met de autoch tone bevolking van de Archipel. Of liever gezegd: daar introduceerden zij bij de plaatselijke bevolking hun cultuur. Want natuurlijk zette men het hiërarchische karakter van de Mestiezensamenleving in de nieuwe omgeving voort. Men trad namelijk niet met potentieel gelijk- waardigen in contact, niet met de heer sende Indonesische adel bijvoorbeeld. Dat zou van de partijen een bereidheid tot tweerichtingverkeer hebben vereist die toen nog aan beide kanten ontbrak. Wel ging de boerenbevolking aan de nieuwe cultuur deelnemen, als arbeider, maar ook als huisbediende of njai (concubine annex huishoudster annex 'moeder van de kinderen'). De Indone sische invloed kwam dus van onderaf, via de bedienden, en van binnenuit, via de njai, de mestiezencultuur binnen sijpelen. Tegelijkertijd werden aan de nieuwe deelnemers de nieuwe mores van bovenaf opgelegd: Mestiezenmaleis spreken, zekere kenmerken van Chris tendom vertonen, en, vanzelf, de ge boden cultuur als normerend ervaren. Zo werd de kiem gelegd voor de latere, 1 9e eeuwse, intermediaire functie van Mestiezen tussen import-Europeanen en Indonesiërs.' (wordt vervolgd) Als onderdeel van het VOC- scheepsbedrijf in de zeventiende en achttiende eeuw. door Lodewijk J. Wagenaar Een uitgave van het Amsterdams Historisch Museum. Een mooi, uitgevoerd boekje, geïllustreerd met reproducties van oude pren ten in kleur en zwart/wit. Prijs f 4,50, porto f 1,75 BOEKHANDEL MOESSON 7

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 7