POIRRIÉ'S PERIKELEN Dromen zijn bedrog Daar hoef je je geen illusies over te maken of van in de putte raken. Natuur lijk zijn er ook bij waarvan je na afloop denkt: "Nou nou, dat had best een beetje leuker gemogen", maar dat zijn dan meestal de nachtmerries. Mormels, die op de meest onverwachte nachten hun gemene kop opsteken en je het bed uit jagen om beneden een glas water te drinken. Of gewoon gelijkvloers als je op een flat woont. Het nare van die nachtmerries is ook, dat je tijdens je reakties op de in slaaptoestand goed doorleefde ellende meestal wordt uit gelachen door je bedpartner. Die ziet alleen het komische ervan in en hoort jou in het donker overal tegenaan lopen om bij het lichtknopje te komen. Soms is het zelfs zo, dat diezelfde bedpartner de oorzaak van de nacht merrie is, of daar althans onbewust aan meewerkt. Als dat gebeurt, kun je beter je matje oprollen en in de schuur gaan slapen, want dan weetje helemaal niet meer of je waakt of slaapt. I k spreek uit ervaring, dit is mij in het afgelopen jaar tweemaal overkomen. Bij de eerste keer viel het nog een beetje mee. Ik stond in mijn droom voor onze eigen voordeur naar onze voortuin te kijken. Daar was niet veel moois te zien, maar nog beroerder was, dat een hele drom morrende toeschouwers zich voor ons huis had verzameld. Ze waren echt ontevreden en af en toe klonken kreten op die ik niet kon thuisbrengen. Op twee na: "Oerwoud en "sawah". Toen die menigte begon op te dringen, werd ik ongerust en probeerde de boel te sussen, maar dat lukte niet. Daarom draaide ik mij om teneinde de veilige huiskamer op te zoeken, maar helaas had ik geen sleutel bij me en bovendien was mijn vrouw niet van zins om mij binnen te laten. Kijkend doorde brieven bus, zag ik haar in de gang staan. Ze lachte en zei alleen maar: "Eigen schuld, dikke bult". Dat sloeg op de slechte staat van onder houd waarin onze voortuin verkeerde, maar voorlopig stond ik daar tegen die voordeur te duwen en kwam die mor rende menigte steeds dichterbij, leder een kent het nare gevoel wel dat daarbij hoort. Het eind van die nachtmerrie was, dat een vent mij bij mijn nekvel greep en door elkaar schudde en waarschuwde, dat ik niet zo moest schreeuwen omdat anders de buren uit hun slaap werden gehaald. Ik blij natuurlijk dat het alleen maar een droom was geweest. En be drog, want zo erg is het ook niet met onze voortuin gesteld. Bij de tweede keer was er helemaal geen sprake van schuld mijnerzijds, integendeel. In de tweede droom, die op een levens echte nachtmerrie uitdraaide, lag ik ge woon ergens van mijn vrijheid te genie ten. Waar ergens, was niet duidelijk, maar in ieder geval was het prettig. Totdat plotseling een wanstaltige fi guur opdook, die zich op mij wierp en weg wilde slepen. Er volgde toen een verschrikkelijke worsteling. Hij wilde mij wegslepen en ik wilde gewoon blijven liggen. Het koude zweet brak mij uit toen bleek, dat de wanstaltige figuur veel sterker was en mijn vruchteloze pogingen om los te komen beant woordde met een kwaadaardig gelach. Badend in het zweet richtte ik mij op en schreeuwde hem vertwijfeld toe, dat ik hem ik weet niet wat zou doen als hij niet onmiddellijk met zijn grijpklauwen van mijn voet zou afblijven. Die had hij namelijk in een ijzeren greep vast. Van dat geschreeuw werd ik toen zelf wakker, maar daarna kwam iets, dat ik niemand toewens. Eenmaal wakker, nog nahijgend van de verschrikkelijke worsteling, zag ik een duistere figuur, die zich over mij heen- boog en niet meer bijkwam van het lachen. Met grote tegenwoordigheid van geest wist ik toen het knopje van de leeslamp te vinden en die in te drukken. Gelukkig bleek het mijn vrouw te zijn. Zoiets moet je je proberen voor te stellen: Een vent, die verstijfd van angst op zijn rug ligt en een vrouw, die naast hem zit en de slappe lach heeft. Wij zijn daarna naar beneden gegaan en hebben allebei een glas water gedronken. Bij die gelegenheid vertelde mijn vrouw de ware toedracht van de nachtmerrie. Zij was gewoon midden in de nacht wakker geworden van te warme voeten. Zoals de meeste vrouwen heeft zij altijd last van koude voeten, dus heeft ze zomer en winter een rubberen warm waterkruik aan het voeteneind liggen. Van een electrische deken moet ze niets meer hebben vanwege een kort- sluitingsgeval dat wij eens hebben mee gemaakt. Op die bewuste nacht was zij dus wak ker geworden, omdat die kruik haar te warm werd. Vrouwen zijn immers nooit tevreden. Zij had onder het dekbed lig gen graaien om het ding het bed uit te werken. Eenmaal gevonden, bleek hij echter vastgeklemd te liggen. Slaap dronken als zij nog was, had zij toen al haar krachten aangewend om hem los te trekken. De slappe lach die zij kort daarna kreeg was alleen maar te wijten aan het feit, dat zij niet aan de vuldop van de warmwaterkruik had liggen trek ken, maar aan de grote teen van mijn linkervoet. Dromen zijn en blijven bedrog. Nacht merries ook, maar je kunt er wèl een zere grote teen aan overhouden. "Heb je weer last van een nachtmerrie gehad, Boet?" "Niet, gewoon gedroomd ach". "Noem je dat dromen, als je 's nachts midden in de winter het raam open maakt en begint te blerren van Tjoh, als je niet van die gedongdong afblijft, ik fileer jou!" (Vervolg: "Planten uit de Tropen") de plant bedekken met beukebladeren. Daarbovenop plasticfolie; dit laatste om haar tegen de regen te beschermen. Tegen de maand mei, dus eind april, kunnen de plasticfolie en de beuke bladeren verwijderd worden. De plant verder ontdoen van afgestorven blade ren. Zo kan de Gerbera weer nieuw blad en bloemknoppen gaan vormen. Nooit té humusrijke grond geven; wat klei erdoor is heel goed. Ze kan bloeien van juni tot oktober. Vermeerderen geschiedt door deling van de plant of door zaaien. Het zaad is goed houdbaar op een droge en warme plaats. Zaaien moet wel onder glas gebeuren en bij hoge temperaturen (februari). Als het uitgekomen zaadje twee blaadjes heeft wordt het verspeend. Eind mei kunnen de jonge planten in de tuin geplant worden met een tussenruimte van 35 centimeter. Eind oktober veel blad afplukken en wederom toedekken. Jonge planten bloeien rijker dan oudere. Het spreekt vanzelf dat de planten in de tuin tijdens groei en bloei regelmatig mest moeten krijgen. NETTY SELDER 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 21