DE DRIE BROERS indische volks-verhalen Er waren eens drie broers die Hartawan, Goenawan en Soerawan heetten. Ze hadden alleen een moeder, want hun vader was overleden. Op een gegeven ogenblik werd ook hun moeder erg ziek. Ze voelde dat ze nog maar kort te leven had en daarom riep ze haar drie zoons aan haar bed. Ze vroeg ieder van hen of zij voor zichzelf reeds uitgemaakt hadden wat zij van het leven verwacht ten. De oudste broer, Hartawan, zei dat hij graag rijk wilde worden. Als hij veel geld had zou hij zijn vorst en zijn land goede diensten kunnen bewijzen. De moeder zei daarop: "Dat is een goede gedachte, houd daaraan vast! Ga naar de rijke handelaar hier in de stad en bied hem je diensten aan. Als je steeds doet wat hij zegt zal hij je zeker als zijn kind aannemen en dan zul je al zijn bezittingen erven." De tweede broer, Goenawan, zei dat hij graag erg verstandig wilde worden. Dat verstand wilde hij dan ten dienste stel len van zijn land en vorst, zodat iedereen er wel bij zou varen. De moeder juichte ook dat toe. "Ga naar de geleerde Wasista", zei ze, "en blijf bij hem tot je alles geleerd hebt wat hij je kan leren." De jongste zoon, Soerawan, zei dat hij graag erg moedig wilde worden, zodat hij zijn moed in dienst van land en vorst zou kunnen stellen. Hij kreeg eveneens de instemming van zijn moeder. "Ga naar de vroegere rijksbestuurder Wira- pati", zei ze, "en neem daar les. Als je alles leert wat je daar kunt leren, zal niemand je ooit kunnen verslaan." Kort daarna overleed de moeder van de drie broers rustig, tevreden met de gedachte dat haar kinderen hun weg in het leven wel zouden vinden. De drie broers besloten elk afzonderlijk op stap te gaan, volgens de aanwijzingen die hun moeder hun op haar sterfbed gegeven had. Hartawan ging naar de rijke handelaar, die hij vroeg of hij bij hem kon komen werken. De handelaar voelde daar weinig voor, want hij had al verschillende be dienden en hij dacht: hoe meer perso neel hoe meer uitgaven. Hartawan bleef aandringen. Tenslotte stemde de han delaar erin toe hem in dienst te nemen, maar zonder betaling, 's Nachts zou hij tezamen met tien honden het huis van zijn heer moeten bewaken, en overdag moest hij het erf schoonhouden, de paardenstallen schoonmaken, het vee voederen en rijst stampen. Hei was een hard leven wuaroij Harta wan nauwelijks gelegenheid kreeg tot slapen. Te eten kreeg hij ook al niet veel; vaak moest hij het hebben van wat de honden overlieten. Maar toch deed hij zijn werk zo nauwgezet mogelijk. Na enige tijd merkte de handelaar dat er niet langer voortdurend van zijn eigen dommen gestolen werd. Vroeger ver dween er steeds van alles, maar dat was nu opgehouden. Hij riep Hartawan bij zich om te vragen hoe dat kwam. Hartawan vertelde hem toen dat er op een nacht dat hij het huis bewaakte vijf dieven gekomen waren. Ze hadden bot ten van karbouwen bij zich die ze aan de honden gaven, zodat die niet zouden blaffen. Toen Hartawan hen zag verborg hij zich bij het pakhuis waar ze naar toe wilden gaan. Vanuit zijn schuilplaats gooide hij gelijktijdig drie stenen in hun richting. Hij deed dat om niet te laten merken dat hij alleen was. Eén van de stenen strof een man, die op de grond bleef liggen. De andere vier gingen op de vlucht. Hartawan was naar de gewonde toege gaan, die voor zichzelf en zijn kameraden genade vroeg. Het bleek dat zij allen tot het personeel van de handelaar behoor den. Hij had beloofd dat ze nooit meer zouden stelen als Hartawan hem verder niets zou doen. Deze had daarin toe gestemd en de diefstallen waren toen inderdaad opgehouden. De handelaar was hier zo tevreden over, dat hij Hartawan alleen nachtwaker maakte. Overdag hoefde hij niet meerte werken. Ook daarna bleef Hartawan goed zijn best doen. De handelaar waardeerde dit zo, dat hij hem na enige maanden aanstelde als medewerker in zijn zaak. Hartawan kreeg een goed salaris, waarvan hij vlijtig spaarde. Hij deed waardevol werk voorde handelaar zodat deze hem tenslotte als zoon aan nam. En toen de handelaar stierf erfde Hartawan al zijn bezittingen. De tweede broer, Goenawan, ging naar de beroemde geleerde Wasista, die reeds vele leerlingen had. Geen van hen was er ooit in geslaagd de kennis van de wijze te evenaren. Goenawan was echter zo intelligent en vlijtig dat hij op den duur zijn leeraar nog in kennis overtrof. De derde broer, Soerawan, ging naar de oud-rijksbestuurder Wirapati, die hem alles leerde op het gebied van de krijgs kunst. Bovendien trok hij zelf veel door het bos en woud en beoefende allerlei soorten sport, zodat hij tenslotte zo sterk werd dat zijn kracht door niemand werd geëvenaard. Nadat tientallen jaren verstreken waren raakte Hartawan betrokken bij een moordzaak. De vorst veroordeelde hem: hij moest opgehangen worden. Het vonnis zou een maand later voltrokken worden. Het werd een moeilijke maand voor Hartawan. Hij was zo van streek, dat hij geen hap meer door zijn keel kon krijgen. Kort voor de voltrekking van het vonnis verscheen de geleerde Goenawan in de stad, die een vriendelijk en behulpzaam mens was geworden. Hij praatte met Hartawan en slaagde erin hem gerust te stellen. Hij beloofde dat hij wel een middel zou vinden om Hartawan te redden. Toen brak de dag van de executie aan. Een enorme menigte had zich verza meld op de aloon-aloon. Hartawan zag bleek en beefde van angst: hij was nu niet rustig meer. Hij werd het trapje naar de galg opgeleid en de strop werd om zijn hals gelegd. Toen het teken werd gegeven kreeg hij een duw, zodat hij aan het touw kwam te hangen. Maar meteen sprong Goenawan het schavot op en sneed het touw door. Hartawan viel en leefde Militairen van de vorst arresteerden dadelijk Goenawan. Deze legde uit dat hij tot zijn daad gekomen was omdat hij medelijden had met alle mensen. Boven dien, zo zei hij, was het vonnis voltrok ken, want Hartaman was inderdaad opgehangen. Hij zou verder vrijuit kun nen gaan. De vorst stemde met deze redenering in. Hij liet Hartawan en Goenawan vrij. Goenawan was hem zelfs zo sympathiek, dat hij hem in dienst nam. Aan het hof steeg zijn aanzien snel, want zijn wijs heid viel iedereen op. Dat maakte echter dat de vorst op den duur bang werd voor Goenawan. Hij vreesde dat deze, nu zijn invloed zozeer was toegenomen, een greep naar de macht zou doen. Daarom besloot hij Goenawan op te sluiten in de gevange nis. Enkele jaren daarna had de vorst een droom die veel indruk op hem maakte. Toen hij de volgende ochtend ontwaakte kon hij zich de inhoud echter niet meer herinneren. Hij eiste daarom dat alle geleerden en sterrewichelaars uit het hele land voor hem zouden verschijnen om hem te vertellen wat hij gedroomd had en wat de betekenis daarvan was. Wie dat niet kon, zou gedood worden. Elk van hen kreeg drie dagen bedenktijd, maar geen van hen slaagde De rijksbestuurder stelde daarop aan de vorst voor Goenawan uit de gevangenis te halen. Als hij de oplossing niet kon geven, zou hij ook gedood worden, maar als hij wel slaagde zou hij vrijuit gaan. De koning gaf zijn toestemming. Goenawan werd voorgeleid en ook hij 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 26