blokje in het water, ongeveer een uur van hier.' 'Bagaimana? Een blokje in het water? Wat voor blokje, nak?' 'Een blokje om mee te spelen.' Opeens schaamde hij zich. Hij begreep dat voor Kardiman jongens van zijn leeftijd niet meer met blokjes speelden. Maar hij vermande zich en gooide het eruit: 'Ik heb het in het kanaal gegooid, zomaar, zonder erbij te denken, ik weet niet waarom - ja, ik was boos op iemand, of ik was verdrietig, of ik verlangde ergens naar - en nu drijft het op zee!" Hij had moeten zoeken naar het woord voor kanaal: 'terusan'. Hij stond te huilen, hij wist niet waarom, daar bovenop de steiger, een weerloze prooi voor ressen timent en spot van de zelfbewuste jongeman in de motorboot onder hem. Kardiman was uit de boot omhoog ge klommen en hurkte nu naast hem neer op de steiger. Handen met gespreide vingers tegen elkaar. De dingen op een rij zetten, dat was wat je deed in zo'n geval: 'Het heeft geregend in de bergen, de rivier was gezwollen en heeft het blokje uit de terusan meegenomen. Nu drijft het op zee - hoe is 't mogelijk! - samen met al het andere dat de rivier naar zee voert, uit de stad, uit het binnenland, uit de bergen boven Bogor, waar het regent en regent en regentZo gaat dat i n het leven. Sedert oude tijden tot op vandaag de dag. Ik zal wat meer naar links varen, nyo, tuan muda! Udah!' De jongen rende met een rood hoofd de steiger af. Op de plek waar de kist en de mand stonden, en waar de kleren van de riftoeristen over een heester hingen, struikelde hij over het stuk koraal, het voze schedeldak. Hij zag zijn vader aan komen lopen. En oom Jan en de professor. Ze droegen - hinkend - een emmer tussen zich in. Ze hadden zeker al gemerkt dat de vloed opkwam. Ze hadden honger. Ze hadden hun handen opengehaald aan de scherpe koralen. Ze hadden in de lagune misgestapt en waren ongelukkig op de donkere takjes komen zitten, aduh! aduh! aduh! Hij zag het gezicht van Kardiman al, die geen spier zou vertrekken en onbetamelijk leedvermaak omzetten in hulpvaardig heid. Haastig maakte hij een kuil in het witte zand en schoof met zijn voet de hersenpan erin. Op weg naar dit eiland Kerkhof - de begraafplaats van de werf op Onrust ooit - en eenmaal buiten de hoofden van het havenkanaal, had Kardiman het toerental van de motor tot het maximum opgevoerd. Schuim was langs de gladde romp komen glijden en een lange trage deining had het notedopje van Pasar Ikan opgetild en even zo traag - als op een bulsak - weer neergelaten in de schoot van de zee. Hij had zijn hand door het lauwe bruine water laten klie ven. Hij had ver buitenboord moeten reiken, over de koperen railing heen. En daar, op vijf meter afstandBars had zijn vader hem tot de orde geroepen: 'Laat dat, Savonnetje! Doe zulke domme dingen niet!' 'Het zit hier vol haaien,' had de professor gezegd. Op die windstille morgen, die nu in de hete namiddag zo ver achter hem lag, was er geen ander geluid geweest dan dat van de motor en het ruisend schuim langszij. Ja, en een visarend, die plotse ling langs kwam schreeuwen. Net als vanmorgen, nee anders dan vanmorgen eigenlijk, omdat de zon nu in het westen stond, verdichtten zich aan stuurboord de rimpelingen van de zee tot een oogverblindende schittering. Aan bak boord lagen donkere vissersprauwtjes op het water. De tuigage ervan deed hem weer denken aan het rovershol dat hij met een vriendje achter in de tuin had gebouwd; de lange sprieten staken alle kanten op. Maar anders dan van morgen - als Kardiman nu net zo voer, maar omgekeerd - zou hij het blokje uit zijn bouwdoos nu, onverblind en van dichtbij, duidelijk kunnen zien. Hij zou het kunnen pakken als hij geluk had. Als Kardiman Van de stad Batavia, laag aan de horizon, was nog niets te zien. Maar de zee was bruineren bruiner geworden en erdreef van alles in, een pisangboom, het kreng van een hond, hele eilanden van water- hyacinth. De Max Weber maakte een zwenking naar bakboord. Naar stuur boord nu, naar bakboord en weerterug, en het scheelde niet veel of de boot had zowaar een hele cirkel gedraaid. Ver baasd keken vader en oom Jan en de professor, hun visjes en hun koraal vergetend, naar Kardiman, die over het water tuurde en niet op zijn roer scheen te letten. En Kardiman zong! De jongen kon zijn dialect slecht volgen, maar hij begreep of zou later begrijpen, dat het ging over de zee en al wat er in dreef en al wat een mens niet begeerde en niet van node had, 'laaa-a-ila-aaah, apè gunènyè!' Toen de motorboot zijn zigzagkoers rechttrok en vaart minderde om, tussen de bakens door, het kanaal door de slikken in te varen, was het blokje niet gevonden. Dat dobberde nog altijd op zee. Zo ging het in het leven. Sedert oude tijden tot op vandaag de dag. En toen de jongen en de roodverbrande heren op onvaste benen voor Pasar Ikan op de kade stonden, bleef Kardiman stug met zijn motor bezig en keek niet op of om. 'God mag weten wat hem bezielt,' zei oom Jan. En nu, toch tientalen jaren later, valt er weinig anders van te zeg gen. God mag weten wat hem bezielde, Kardiman. payung - Kwitang - Kantor Angin PasarIkan Max Weber bandjirkanaal la-ilah pulang nyo bagaimana nak 'sedert oude tijden udah bulsak waterhyacinth- ape gunenye - Chinese parasol volkswijk in Jakarta 'Windkantoor', meteorologisch instituut 'Vismarkt', de populaire naam van het Instituut voor Zeeonderzoek. -professor in de zoölogie in Amsterdam, leider van de Siboga- expeditie van 1899/1900 van Mal. 'banjir' - hoog water in de rivier 'er is geen god (dan God)', klaagroep, zoveel als 'God bewaar me'. naar huis gaan sinyo, jongen, joch hoezo? anak, kind 'dari dahulu sampai sekarang', een frase uit de pantoen-dichten (kwatrijnen) Jakartaans voor 'sudah', afgehandeld bultzak, matras ècèng, een drijvende plant die in dichte massa's de water wegen verstopt apa gunanya, wat is het nut ervan (Jakartaanse uitspraak). Gespecialiseerd in: o Krissen en Oosterse Wapens o Indonesisch Houtsnijwerk o Aziatica en Curiosa o Wayangpoppen Hooigracht 62 2312 KV Leiden Tel. 071 - 132177 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 15