DE DROOM VAN EEN LUIPAARD In een holle boom dicht bij de rand van het bos woonde eens een lui paard. Het was een mooi dier. Opzijn glanzende huid zaten regelmatige, ge kleurde vlekken en zijn prachtige lange staart diende niet alleen om hem bij het springen in evenwicht te houden, maar was tevens een sieraad. Een pracht van een beest, de luipaard. De luipaard woonde niet alleen, maar samen met zijn zoon, die al even mooi was als zijn vader en veel op hem leek. Aan de andere zijde van de boom woon den nog meer dieren. Hier huisde een hertemoeder met haar jong. En omdat de jonge luipaard en het hertejong toe vallig erg goed met elkaar konden opschieten en vaak met elkaar speelden, liet de oude luipaard de hertenfamilie ook met rust. Reeds geruime tijd leefden de vier dieren zo rustig bijeen, zonder dat ze elkaar iets in de weg legden. Steeds wisten ze nieuwe spelletjes te bedenken en ze verveelden zich nooit. Vooral verstoppertje spelen deden ze graag. De jonge luipaard kon zich altijd erg goed verstoppen. Dan loerde hij met zijn groene ogen vanuit zijn schuil plaats naar zijn speelmakkertje en kwam dan onverwachts te voorschijn om het hertejong op zijn rug te springen. Ze buitelden dan samen door het gras en vermaakten zich best, want ze zorgden er wel voor, dat ze elkaar geen pijn deden. Intussen was de droge tijd aangebro ken. De meeste planten verschroeiden van de hitte en al het gras verdorde. Vele plantenetende dieren verlieten het bos en trokken ergens anders heen om te proberen nog wat groen te vinden langs de rivieren. Het bos werd daardoor steeds dunner bevolkt en dat werd tenslotte zo erg, dat de luipaard de grootste moeite had om nog een prooi te vinden. Al dagen lang had hij het hele bos afgezocht, maar hij kon geen enkel dier meer bemachtigen. Nu, je begrijpt wel, dat de luipaard tenslotte erg hon gerig werd. En het luipaard jong kreeg ook niet meer genoeg te eten. Zo gebeurde het op een goede dag dat de luipaard tegen zijn zoon zei: "Zoon, ik heb vannacht gedroomd, dat ik het hert opat." En het jong antwoordde: "Dat is toeval lig, ik heb juist gedroomd, dat ik het hertejong opat." Eigenlijk vonden ze het wel een beetje gemeen om hun goede buren op te eten, maar de honger dreef hen er toe, hun afkeer te overwin nen en ze spraken af hun dromen ten uitvoer te brengen. Zo gingen ze naar de hertenfamilie en de luipaard vroeg aan het moederhert: "2eg, buurvrouw, geloof jij aan dromen? Als je droomt dat je iets eet, moet je het dan ook in werkelijkheid doen?" En hij vertelde haar wat hij gedroomd had. Met een angstig hart luisterde het hert naar het verhaal van de droom, maar schijnbaar kalm zei ze: "Welnee, hoe kom je daar nu bij? Dromen zijn immers bedrog! Wie gelooft er nu aan dromen?" "En ik geloof het wèl!" zei de luipaard heftig, "en daarom zal ik je meteen maar opeten." "Goed," antwoordde het hert berus tend, want ze zag wel dat tegenspreken toch niets hielp, "maar laten we daar over eerst het oordeel van een ander vragen. Als het recht is, mag je mij opeten, maar anders niet." Dat werd afgesproken en met zijn vieren gingen ze naar de jakhals en legden hem de zaak voor. "Doe niet zo belachelijk," zei de jakhals, "ledereen weet toch dat dromen bedrog zijn!" "Jij weet niets van rechtspreken af," snauwde de luipaard nijdig en ze gingen een andere scheidsrechter zoeken. Maar de beer, de aap, de rijstvogeltjes en de olifant deden achtereenvolgens dezelfde uitspraak. Toen tenslotte ook het stekelvarken hetzelfde had ver klaard, besloot de luipaard de hulp van de mensen in te roepen en hen de zaak te laten beslissen. Zo gingen ze samen naar het dorp. Onderweg ontmoette het hert echter de kantjil haar neef, en daar ze veel ver trouwen had in zijn slimheid, verzocht ze hem mee te gaan als haar advocaat. Dat deed Kantjil graag, want hij zag wel in, dat zijn nicht in grote moeilijkheden verkeerde. Aangekomen in het dorp gingen de dieren rechtstreeks naar het dorpshoofd en vertelden hem de reden van hun komst. Pak Loerah schrok eerst hevig bij het zien van de luipaard, maar toen hij hoorde waarvoor de dieren bij hem kwamen, dacht hij bij zichzelf: "Als mijn uitspraak gunstig is voor het hert, dan wordt de luipaard zeker boos en zal hij mij aanvallen. Maar als ik de luipaard gelijk geef, krijg ik misschien nog een lekker herteboutje tot beloning en dat lust ik wel." En dus sprak hij hardop: "Tja, kijk eens beste dieren, het is hier in het dorp de gewoonte, dat de rechter bij de behan deling van een moeilijke zaak een flinke beloning krijgt. Gaan jullie daarmee akkoord?" "Ja," zeiden de dieren. "Welnu," vervolgde Pak Loerah,het is ook de gewoonte hier in het dorp, dat je ten uitvoer moet brengen wat je hebt gedroomd. Nu heeft de luipaard ge droomd, dat hij het hert opat. Nu, dan moet hij het ook doen. En de rechter, dat ben ik, krijgt het beste deel van de buit, want het is een erg moeilijke zaak. Is het "Zoon, ik heb vannacht gedroomd dat ik het hert opat, 22

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 26