KERSTAVOND IN DEMAK In Moesson van 1 5 november jl. zag ik een foto van een man, die zijn balé-baléop een fiets vervoerde. Uw noot, dat met behulp Van Boven, alles sal reg kom - vrij vertaald - had mij getroffen. Het deed mij namelijk aan een voorval denken, dat ik heb meegemaakt, toen ik na 25 jaar weer voor het eerst in mijn geboorteland was. Op weg van Semarang naar Demak, een afstand van ruim 28 km. De weg was abominabel slecht en de opelet waar ik mee reisde was nog slechter. Ons transportmiddel was een combi natie, beter gezegd een demonstratie van improvisatietalent en een produkt van een gevorderde doe-het-zelver. Geen high-tech weliswaar, maar on tegenzeggelijk een sterk staaltje van vindingrijkheid. Daar stond hij dan, Gatotkotjo P.P. Semarang-Jepara, met ijzerdraadjes, schroefjes en wat dies meer zij, in al zijn lelijkheid te ronken en te hoesten en mooi te wezen. De eigenaar had zeker de film van De gebochelde van de Notre Dame nooit gezien, anders had hij zijn vehicle Quasimodo genoemd in plaats van Gatotkotjo, de strijdbare vliegende prins uit het Mahabaratha epos; of onze opelet met zijn gebutst en gehavende uiterlijk dezelfde spectaculaire dingen kon doen als zijn naamgenoot, durfde ik te betwijfelen, maar hij zag er wel krijgs haftig uit, dat wel. Gedurende de rit van Semarang naar Demak zat de chauffeur onophoudelijk te bidden. Een van de passagiers die naast hem zat, getroffen door zo'n blijk van vroomheid, vroeg, waarom mas sopir toch steeds zat te bidden. Is dat misschien vanwege het feit, dat in Demak de oudste moskee van Indo nesië staat? "Wel neen, "dik", antwoordde de man ('dik is de afkorting voor adik, broertje; mas is de aanspreektitel voor een mid denstander) "Technisch gesproken kan mijn opelet niet meer rijden, maar met behulp van Allah Akbar rijdt hij nog en kan ik op een eerlijke manier mijn bordje rijst verdienen!" In een andere denkwereld zou men eerder gevloek horen, dan een dank zegging. Niet echter onze brave mas sopir, die dankte Hem Van Boven, die ervoor zorgde dat zijn middel van be staan nog kon rijden. Dit zou een kerstverhaal kunnen zijn vanwege het feit, dat ik op kerstavond op weg was naar Demak, een van de strengste islamdorpen op Java, op zoek naar mijn pleegbroer. Bij de grote masdjid van Demak, terwijl de bedoeg (grote trom) met zware dreunen de Magrib, het avondgebed inluidde en de muezzin zijn oproep tot het gebed aanhief, stond mijn broer op mij te wachten. Kerstavond bij de grote moskee van Demak; geen gebeier van kerkklokken, maar het ritmisch gedreun van de grote trom. Geen Stille Nacht, Heilige Nacht van de Wiener Sangerknaben of White Christmas van Bing Crosby, maar het mysterieuze gezang van een muezzin, de oproep tot gebed en meditatie. Later, thuis bij mijn broer en zijn gezin, geen kalkoen met preiselberen, maar nasi goedeg; geen kerstkransjes met chocolademelk, maar pisang goreng met hete kopi toebroek. Een wereld vol verschillen; kerstviering in een andere cultuur. Geen sneeuw, maar het gekletter van de regen en het gesuis van de petromax, dit alles, omgeven door een sfeer van welge meende liefde gaf mij, zonder senti mentaliteit, een gevoel van geborgen zijn, warmte en het thuis zijn, net als tweeduizend jaar geleden een Ouder paar dat Kind ook dat gevoel gaf van geborgenheid, veiligheid en warme liefde. P. J. SLEURINK Twee foto's, verschillend en toch één en hetzelfde onderwerp. De ene, de machtige, rijke en pompeuze Masdjid Istiqlal van Jakarta, opgetrokken uit wit marmer met enorme gebedsruimten, brandschone was-gelegenheden met stromend water, elektronische geluidsapparatuur voor de muezzins, in de kelders noodagregaten voor het geval de elektriciteitsvoorziening in gebreke blijft, een visitekaart van Indonesië net als op de achtergrond de Monas, Monumen Nasional, met de gouden vlam, ook een statussymbool. De andere foto, ergens in Demak, een langgar, een gebedshuisje tevens godsdienstschooltje, haast aandoenlijk in al zijn eenvoud. Geen wit marmer en edele houtsoorten, maar uit goedkope houtsoorten en bambu en toen was het geld op. Geen bedoeg, maar een kentongan (tong-tong) aan de paal klinkt net zo goed en net zo ver. Geen glimmende waterkranen en stromend water voor de voetwassing, maar een open cementen bak voor regenwater is ook goed Voor de oproep tot gebed gaat de muezzin de zolder op en voor het open zolderraam klinkt zijn oproep niet minder vroom dan die van zijn collega van de Masdjid Istiqlal. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1990 | | pagina 9